Introductie Princenhof Park Driebergen
andere straatIn de driehoek Hoofdstraat/0dijkerweg/spoorlijn lag in het midden van de 19e eeuw een boerenhoeve, eigendom van boer Woudenberg. Toen in 1844 vlak naast z’n deur het spoorwegstation Driebergen kwam te liggen, zag hij z’n kans en liet fluks in zijn voortuin een hotel bouwen. Boer Woudenberg hechtte z’n eigen naam eraan: Woud- en Bergoord. Aanvankelijk deed het hotel goede zaken, maar rond de eeuwwende kwam er de klad in, waarop het in 1913 weer werd afgebroken. Nadien heeft er jarenlang een lachterij/vleeswarenindustrie gestaan (Gevato).
Toen ook dat bedrijf het loodje had gelegd en de bedrijfsgebouwen in 1983 waren gesloopt, werd een jaar of vijf later bij de gemeente Driebergen-Rijsenburg een plan ingediend voor het bebouwen van het braakliggende terrein met enkele kantoorgebouwen. In modem jargon heet dat tegenwoordig al gauw een kantorenpark. En daar hoort dan – als ’t maar even kan – een welluidende en chique naam bij. Dat geeft cachet aan de zaak… Welaan, voor dit kantorenpark(je) lag zo’n naam voor het oprapen. Het huis aan de overkant van de Hoofdstraat – op de hoek van de Breullaan – draagt de naam Princenhof in fraaie belettering op de voorgevel. Tja, dat was het, een naam van allure en dan nog ook nog een prince in plaats van prins, dat kon niet mooier. Omdat er aan de Odijkenveg – waar de toegang naar het park zou komen te liggen – geen huisnummers meer te vergeven waren, zou deze naam eigenlijk ook best dienst kunnen doen als postadres, vond de projectontwikkelaar. De gemeenteraad ging daar graag in mee, en stelde aldus in 1989 de naam Princenhofpark vast. Of nee, dat deed ze niet, de raad sprak met twee woorden: Princenhof Park. Uitermate beleefd, maar in dit geval wel een beetje vreemd! Heet het Burgemeesterpark voortaan Burgemeester Park? Hoe het zij, de Gemeente Raad heeft gesproken. Basta!
Het huis, waarnaar het kantorencomplex werd genoemd, draagt de naam van een van de eerste eigenaren, een zekere heer Prince. Een opmerkelijk man, die ten tijde van de oorlog van ’14-’18 de Driebergenaren steeds weer versteld liet staan van zijn vindingrijkheid. Brandstof was toen schaars en duur: Prince bedacht een manier om van krantenpapier, bladeren, kamerstof en wat al niet ‘briketten’ te persen. Later verbeterde hij die methode door gebruik te maken van sintelafval van de Zeister gasfabriek. Het afval werd door werklui met de hand doorzocht op resten onverbrande cokes. Gemengd met geweekt papier, dennennaalden en desnoods nog wat klei of leem werd dat verwerkt tot puike brandstof in turfvorm.
Furore maakte hij ook met zijn bezoeken aan de in de forten van de Hollandse waterlinie gelegerde soldaten, die zich daar te pletter verveelden. Hij demonstreerde daar o.m. hoe van afvalmateriaal genoegelijk spelmateriaal kon worden geknutseld: een recyclaar van het eerste uur!
Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3