Introductie Zonstraat Driebergen
andere straat intro kaart foto’s ansichten monumenten luchtfoto woningmarkt
Toen in 1895 in de gemeenteraad van Driebergen een voorstel ‘straatnamen’ ter tafel kwam, gaf wethouder baron van Hardenbroek in overweging de namen “…die als het ware door het volk zijn gegeven, te behouden.” Als voorbeeld noemde hij de Zonheuvel. Deze naam sloeg op een spaarzaam begroeide zandige hoogte ten noordoosten van de bebouwde kom. Daar stonden eind 19e eeuw nog maar een paar woninkjes. Van een weg was nog geen sprake, Zonheuvel was een buurtnaam, zoals de Krim, het Haagje en de Akker.
In het begin van de 20e eeuw kwam er enige structuur in het straten- en padenplan van dit stuk Driebergen. Tegelijk met de naamgeving van de Van Wassenaerstraat en de Van Heemstrastraat werd in 1904 de naam Zonstraat vastgesteld, het advies van Van Hardenbroek (inmiddels burgemeester) uit 1895 min of meer volgend. Er is inmiddels een school die de naam Zonheuvel in ere houdt, aan de Burgemeesterlaan. Ook ligt er aan de Traaij nog een winkelwoonhuis dat de naam Zonheuvel hoog in top heeft (Traaij 110-112).
Aan de Zonstraat liet de gemeente Driebergen in 1920 de eerste woningwetwoningen bouwen, naar een ontwerp van de gemeentearchitect H.A. van Amerongen. De daartoe in 1919 aangekochte percelen bouwterrein werden nog deels omschreven als heide. De bouw van deze huizen markeerde voor Driebergen het begin van de sociale woningbouw. Voorlopig nog in eigen regie, binnen het gemeentelijk woningbedrijf, dat aan de Burgemeesterlaan en Bosstraat ook een 12-tal middenstandsbewoningen in beheer kreeg.
Ook particulieren bouwden in de Zonstraat. In 1906 betrok de dichter Alex Cutteling er z’n nieuw gebouwde woning op de hoek van de Van Heemstrastraat. Hij had het in zich om uit te groeien tot een dichter van nationale allure, in de trant van P.N. van Eyck en Albert Verwey. Vooral bij de laatste stond hij hoog aangeschreven.
Maar langdurige literaire roem was hem niet gegund, Alex stierf al in 1910. Bij zijn begrafenis op de openbare begraafplaats aan de Traaij was half dichtend Nederland aanwezig. En P.N. van Eyck dichtte in De Beweging, het vakblad der poëten, Gutteling ten afscheid:
Gij werdt mij vreemd: Uw zang, uw stille woorden
Gingen van ander schoon dan ’t mijne groot –
Maar of we elkanders stem ook niet meer hoorden,
Toch sloeg me een schok bij dezen scherpen dood.
Gij waart van hen, wier dromen zijn als koningen
Van meer dan aardsche, goud-gekroonde nacht,
Tijdelijk verbannen, uit wolk-omdonsde woningen,
Wier lege troon éénmaal hun komst weer wacht.
Wanneer er een is, in wier hart het Leven
Het raam gordijnde, waar de ziel door staart
Naar ’t verre licht, waart gij ‘t, die nacht omgeven
Uw glansrijk heimwee steeds toch hebt bewaard.
De Zonstraat liep aanvankelijk tot aan de Van Wassenaerstraat, en later tot de Cordesstraat. Pas in de 50-er jaren van de vorige eeuw, toen aan de Cordesstraat, de Zonstraat en Brinkseweg de eerste naoorlogse sociale woningbouw in Driebergen-Rijsenburg werd gerealiseerd, kreeg de Zonstraat de huidige lengte, uitlopend op de Brinkseweg. De Stichtse Courant van 16 juni 1988: “De Zonsstraat hield vroeger op waar je nu de Cordesstraat hebt. Aan het eind van de weg kreeg je een smal zandpad, we noemden dat het Brinksepad. Dat pad was gelegen tussen stukken bouwland en liep door tot de Van der Muelenstraat.’
Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3