Introductie Hoofdstraat Driebergen
andere straat intro kaart foto’s ansichten monumenten luchtfoto woningmarkt
Officiële straatnamen zijn, voor zover het Driebergen-Rijsenburg betreft, van betrekkelijk jonge datum. Driebergen stelde de eerste straatnarnen vast in 1889, Rijsenburg is er tien jaar later pas mee begonnen. Driebergen noemde de hoofdstraat van het dorp gewoonweg Hoofdstraat. En Rijsenburg benoemde diezelfde hoofdstraat als Dorpsstraat. In 1932, na de samenvoeging van beide gemeenten, werd het definitief Hoofdstraat, vanaf de grens met Zeist tot de grens met Doorn toe. Er waren best aardiger namen te bedenken geweest. Die lagen bij wijze van spreken voor het oprapen, want de eeuwenoude landweg tussen Arnhem en Utrecht werd ooit onder velerlei benamingen aangeduid. Als de Landstraat bijvoorbeeld, of als Arnhemsche Benedenweg, als Arnhemsche straatweg, als Geldersche straatweg, als de Seysterweg, als Doornse weg, als Uytereghtsen weg, zelfs als Heerweg… Maar anders dan de buurgemeenten Zeist en Doorn die beide een Driebergsestraatweg hebben, is Driebergen nooit op de hoofse gedachte gekomen van een straatnaam als Zeisterweg of Doornseweg.
Het ziet er naar uit dat pas in de 16e eeuw onze huidige Hoofdstraat definitief die belangrijke positie is gaan bekleden. De Amhemsebovenweg was aanvankelijk evengoed (even slecht?) een ‘hoofdweg’. Welke weg, welk zandpad door de doorgaande reiziger werd genomen, werd sterk bepaald door de weersgesteldheid. Bij nat weer werd de bovenweg geprefereerd, bij droog weer kozen veel reisgezelschappen de benedenweg. Uit het feit dat de beide oude dorpsherbergen, Het Wapen van Driebergen (in een eerste versie vermoedelijk al vóór 1529) en De Prins van Oranje (daterend uit 1715) aan de ‘benedenweg’ stonden, blijkt dat die weg inderdaad mettertijd als de hoofdweg was gaan fungeren.
In de 20er jaren van de 19e eeuw is deze weg bestraat en op een redelijke breedte gebracht. Ter bekostiging van aanleg en onderhoud werden tollen ingesteld, de Driebergse tol stond iets voor de Loolaan (komend uit de richting Zeist). De tolheffing werd in 1900 weer opgedoekt, het tolhuis werd pas in 1969 gesloopt.
De Hoofdstraat is een weg die het dorp niet alleen doorsnijdt maar ook dóór snijdt. Tot het begin van de 20e eeuw waren Driebergen en Rijsenburg best tevreden met deze interlokale verbinding die dwars door ’t dorp liep. Alleen die tram, dat was wel een lastpak. Maar allé, dat hoorde bij de moderne tijd. Naarmate ’t echter almaar drukker ging worden op de Hoofdstraat door steeds meer automobielen, omnibussen en motorfietsen werden zo nu en dan – en al spoedig meer en meer ~ de wenkbrauwen gefronst. De Hoofdstraat werd een bron van zorgen en ongenoegen. Er moest wat gebeuren…
Het eerste waar men aan dacht was het instellen van een maximumsnelheid voor motorvoertuigen, aanvankelijk vastgesteld op 12 km per uur, later geleidelijk aan opgeschroefd tot 50 km/uur. Wegverbreding, ook een oplossing: meer ruimte voor de tram. En eventueel snelheidsremmers: minirotondes bijvoorbeeld. jawel, al in 1927 opperde een Driebergs gemeenteraadslid het idee om midden op drukke kruispunten een lantaarn te plaatsen ‘waaromheen het verkeer zich zal hebben te bewegen.’ Zo’n minirotonde kwam er 65 jaar later, ter hoogte van de Akkerweg.
In 1927 werd overigens ook heel serieus gesproken over een rondweg, een ‘uitbochting’ onderlangs de gemeenten Rijsenburg en Driebergen. Uitgedacht door het ministerie van Waterstaat, dat toen ook al over Verkeer ging. Om de verbinding Utrecht-Arnhem te verbeteren – lees: aan te passen aan het opgekomen snelverkeer – werden rondwegen geprojecteerd voor onder meer Zeist, Rijsenburg en Driebergen. De Driebergs/Rijsenburgse omleiding was als volgt gedacht: afzakkend ter hoogte van het hertenkamp, onder de dorpskern van Rijsenburg langs, dan via Valentijn, achter de gereformeerde kerk langs, door het voorbos van Dennenburg, de Engweg en de Akkersesteeg (=Akkerweg) kruisend en ter hoogte van Hydepark op de Driebergsestraatweg uitkomend. Eerst leken Driebergen en Rijsenburg best tevreden met deze oplossing, maar al spoedig begon de middenstand en het ‘vreemdelingenbedrijf’ zich te roeren. Zouden niet veel te veel reizigers en toeristen Driebergen links laten liggen?
Gemeenteraadslid jhr. mr. dr. J.R. Clifford van Breugel toonde een heel verstandige kijk op verkeerszaken te hebben. In een doorwrochte brief aan de leden van de Eerste en Tweede Kamer maakte hij duidelijk dat het uitgangspunt van de ministeriële plannenmakers helemaal verkeerd was: voldoen aan de eisen van het moderne snelverkeer én zoveel mogelijk toch de oude loop van de interlokale wegen handhaven. Het gemotoriseerde snelverkeer was een nieuw fenomeen en vereiste een nieuwe aanpak: snelwegen speciaal aangelegd voor autosnelverkeer… autowegen dus. En dan wel langs de kortste lijn tussen twee knooppunten. In het Utrechtse geval: de meest rechtstreekse route tussen Utrecht en Arnhem, grotendeels parallel aan de spoorlijn. Enfin, de ‘uitbochtingen’ zijn er nooit gekomen, wél de A12!
In het streekplan Utrechtse Heuvelrug (1968) kwam de overheid weer met een soort rondweg op de proppen, een wegverbinding vanaf de toen in aanleg zijnde A28 en onder de bebouwingskernen van Zeist en Driebergen langs, halverwege Driebergen en Doorn op de bestaande rijksstraatweg uitkomend. Aangezien de bebouwing van Driebergen-Rijsenburg inmiddels met het Wildbaanplan naar onderen was uitgezakt, werd de omronding wat ruimer getrokken, ongeveer ter hoogte van de later aangelegde Jachtlaan. Over het ja of nee van die S8 – de S van secundaire weg – is een aantal jaren gesteggeld. Sterker dan in 1927 werden nu ook de argumenten van milieuactivisten in de weegschaal gelegd. De Driebergse zelfbenoemde werkgroep Leefbaarheid oordeelde na een uitvoerige studie ietwat wijsneuzerig dat het verkeer zich diende aan te passen aan het bestaande wegennet en niet andersom! Dat heette toen een progressief standpunt. Na jaren van plussen en minnen ging na veel vijven en zessen ook dit plan van tafel.
De aanleg van een rondweg is in het laatste decennium van de vorige eeuw weer ter dicussie gekomen, in het kielzog van de plannenmakerij over verdubbeling van het spoor Utrecht-Arnhem en eventuele verlegging van de A12 bij Driebergen. In 2000 werd (voorlopig?) definitief van de spoorverbreding afgezien, de A12 zal dus ook wel blijven waar hij ligt, maar die rondweg … wie weet.
Overgenomen uit: ‘Heg en Steg’ door Dick Steenwijk, uitgegeven door de Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000 ISBN 90-6720-236-3