Traaij 104-106



Foto: Renk Knol voorjaar 2000

In 1860 kocht de gemeente Driebergen van de gezusters Van der Muelen die op Dennenburg woonachtig waren, een stuk grond aan de Traaij voor fl 450,21. Op het verworven stuk grond werd een nieuwe algemene begraafplaats ingericht. De oude begraafplaats rond de kerk aan de Hoofdstraat werd gesloten. Na de inrichting van het rechthoekige terrein met bomen, struiken, paden, singel en afrastering en het aanstellen van een doodgraver, bestond er behoefte aan een doodgraverswoning en een berging. De gemeente liet hiervoor een plan uitwerken en stuurde het ontwerp met bestek ter goedkeuring naar de provincie Utrecht. Toen vanuit de burelen van deze instantie het fiat werd verleend, kon het gemeentebestuur tot de bouw overgaan. In de bronnen staat niet vermeld aan wie de ontwerpopdracht voor de woning en de berging werd gegeven, maar uit het feit dat architect H.J. van den Brink toezicht moest houden op de uitvoering van het werk, kan geconcludeerd worden dat hij de plannen voor de gebouwen heeft gemaakt. Van den Brink situeerde de twee gebouwen bij de ingang van de begraafplaats aan de kop van een loodrechte as die tussen de gebouwtjes door liep. Pas later, rond de eeuwwisseling, zijn de twee gebouwtjes onder één kap gebracht en tot een soort poortgebouw verbouwd. Omwille van de werkgelegenheid besloten burgemeester en wethouders in 1861 het werk onderhands aan een Driebergse uitvoerder te besteden. De keuze viel op timmerman Matthijs Fukkink. Het poortgebouw werd in 1861 gebouwd en heeft fl 2197,- gekost.
In 1900 werd de begraafplaats vergroot. De aanleg van het nieuwe deel, rechts van de hoofdas, werd verzorgd door tuinarchitect Copijn uit Groenekan. In 1970 werd de begraafplaats definitief gesloten.
Het pand is in neoclassicistische trant uitgevoerd en heeft een rechthoekige plattegrond. Het symmetrische gebouw telt één bouwlaag onder een mansardedak met een centraal geplaatste doorgang onder een rechte latei. De doorgang wordt geflankeerd door pilasters met hardstenen kapitalen met de tekst: ‘Zalig zijn de dooden die in den Heere sterven Openb. 14:13a’. Het gietijzeren hekwerk is voorzien van diverse doodssymbolen, zoals een gevleugelde zandloper (de tijd vliegt), een slang die zichzelf in de staart bijt (eeuwigheid) en twee gekruiste zeisen (de attributen van Magere Hein). Rechts en links van de poort bevindt zich een woonhuis met aan de voorzijde een zesruits schuifvenster geflankeerd door luiken. De gevelhoeken worden geaccentueerd door lisenen. De pilasters naast de doorgang zijn waarschijnlijk in de jaren dertig gewijzigd.
Aan het einde van het pad achter de doorgang ligt, omzoomd door coniferen en taxusbomen, de grafkelder van de familie Van Wassenaer. Dit graf heeft een rechthoekige natuurstenen opbouw onder een platte afdekplaat met gecorniste lijst. In het gedeelte rechts van het hoofdpad dat doorsneden wordt door kronkelpaden en beplant is met boomgroepen, liggen diverse oude graven. Zoals het familiegraf van oud-burgemeester Cordes, dat de vorm heeft van een rechthoekige natuurstenen opbouw onder een plat dak met gecorniste lijst en band. Aan de voorzijde is een natuurstenen rondboogdeur aangebracht met doodssymboliek in de vorm van een slang die zich in de staart bijt. Voorts treffen we er het graf uit 1875 aan van Maria E. Zimmer, geboren Smit, bestaande uit een roef waarop een hardstenen plaat met een marmeren krans rust, omgeven door een ijzeren hekwerk met spijlen. De grafkelder van W. Willink – overleden in 1880 – bestaat uit een rechthoekige opbouw met platte deksel waarop een ijzeren hekwerk is geplaatst en een marmeren achterstuk. Vermeldenswaard tenslotte is het graf van evangelist Johannes de Heer uit 1961. Aan de Cordesstraat, links van het poortgebouw, staat een modern rouwcentrum.
Arch: OADR 390, 404 (not. B&W 21 maart en 3 april 1861)”440 en 666. Lit: Snijders-van Suchtelen, 1989; Steenwijk, 1994.
besluit: 08031994  categorie 1  DBR 304

bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur