Hoofdstraat 115



Foto Renk Knol 1998

De huidige hervormde kerk staat op de plek waar in de veertiende eeuw een kapel werd gebouwd. De eerste vermelding van de kapel dateert uit 1381. Als stichter van de kapel komt de toenmalige heer van Driebergen in aanmerking: Willem van Abcoude. Aangezien de stichtingsdatum niet exact is vast te stellen, komt eveneens de vader van Gijsbrecht van Abcoude in aanmerking als bouwheer van de kapel. De kapel ressorteerde onder de parochie van Zeist en fungeerde als een soort hulpkerk. Voor belangrijke kerkelijke handelingen bleven de inwoners van Driebergen aangewezen op de parochiekerk te Zeist. De kapel was gewijd aan St. Catharina, één van de veertien noodhelpers die men in moeilijke tijden tezamen aanriep. St. Catharina was de patrones van de filosofen – zij wist namelijk vijftig heidense wijsgeren die haar strikvragen stelden, tot het christendom te bekeren – en van het aartsbisdom Utrecht. De Rooms-Katholieke kerk heeft in deze eeuw de heilige status van St. Catharina opgeheven bij gebrek aan historisch en hagiografisch bewijsmaterlaal. St. Catharina was in de veertiende eeuw een populaire heilige, vooral bij de adel. Aan de kapel was een vicarie verbonden, dit betekende dat de kapel in bezit was van een vermogenscomplex (in dit geval enkele percelen land) waaruit een rente werd getrokken die ten goede kwam aan een clericus die de geestelijke bediening in de kapel verrichtte. Meestal hield dat in dat de clericus moest bidden voor de zielenheil van de stichter van de kapel. De inkomsten uit de vicarie in Driebergen is altijd in bezit geweest van geestelijken die echter buiten het dorp resideerden. Zij stelden een plaatsvervanger aan die daadwerkelijk voor de bediening van de kapel zorgde. Deze kapelaan kreeg dan weer een deel van de inkomsten die men van de vicarie trok.

In de periode van de Reformatie ging de pastoor van Zeist al vroeg over tot de nieuwe leer. Waarschijnlijk is toen het overgrote deel van de parochianen te Driebergen hem gevolgd. In 1581 werd de Roomse eredienst door de Staten van Utrecht verboden. Lang is de kapel niet in gebruik geweest bij de aanhangers van de nieuwe leer, want in 1585 blijkt de kapel door brand verwoest. De ongelukkige situatie dat de Driebergenaren niet meer in hun eigen plaats ter kerke konden gaan, zou nog tot diep in de zeventiende eeuw aanhouden.Waarschijnlijk werd erbij tijden wijle een predikatie ineen andere ruimte gehouden, maar deze toestand bood uiteindelijk geen soelaas. In 1645 ondernamen de Driebergse gereformeerden de eerste stappen om tot herstel van de kerk te komen. De Staten van Utrecht werd om een subsidie gevraagd, maar die sluisden het verzoek ter beoordeling door aan de classis van Amersfoort, waar Driebergen onder viel. De classis laat de zaak op zijn beloop en vijf jaar later hadden de Driebergenaren er genoeg van. Zij verzochten de Staten van Utrecht in 1650 in een brief om hen toestemming te verlenen een zelfstandige parochie te worden en die parochie voortaan onder de classis van Wijk bij Duurstede te laten ressorteren. De Staten gingen, de protesten uit Amersfoort ten spijt, accoord en in 1651 werd een predikant benoemd. Het geld voor het herstel van de kerk liet echter weer enige jaren op zich wachten en pas in 1656 kon men beginnen met de herbouw van de kapel tot een volwaardige kerk.

Met gebruikmaking van het rechthoekige fundament van de oude kapel (30×50 voet) werd een zeskantige kerk gebouwd, waarvan elke zijde 30 voet breed was. De zeskantige grondslag is een typische uiting van kerkbouw bij de gereformeerden in de zeventiende eeuw. Men gaf de voorkeur aan centraalbouw (puntsymmetrisch) als uiting van de hemelse constellatie en zuiverheid. In de kerk werden aan elke zijde twee spitsboogvensters geplaatst. Het zeskantige tentdak werd met een torentje bekroond. De kerk heeft tot 1829 als hervormde kerk dienstgedaan.

In de negentiende eeuw verkeerde de kapel in een zodanig slechte staat dat de roep om een nieuwe en grotere kerk steeds sterker werd. Op 18 oktober 1828 werd fl 3000,- subsidie toegekend aan het kerkbestuur voor het herstel van de kerk. Men ging voortvarend te werk en schreef een maand later in de Utrechtsche Courant een prijsvraag uit voor een ‘Onkostbaar Landelijk Kerkgebouw, hetwelk smaak met sterkte en hechtheid vereenigt, zes honderd plaatsen bevat en doelmatig voor de Gemeente zij’. Het beste ontwerp zou beloond worden met een premie van honderd gulden. Er werden 24 ontwerpen ingezonden en uit deze inzendingen werd één ontwerp bekroond. Het vreemde is dat de kerkvoogden de beloofde premie niet wilden uitkeren. De verwikkelingen die na deze weigering ontstonden, zijn niet geheel bekend maar hebben waarschijnlijk geleid tot het verkiezen van een ander plan. De aanbesteding van het wel uitverkoren plan vond bij openbare inschrijving en bij opbod plaats. Het werk werd aangenomen door Jan van Es, meestertimmerman te Vuursche. Totdat de nieuwe kerk gereed zou zijn, werd gebruik gemaakt van een houten noodkerk. Op 7 november 1830 werd de nieuwe kerk plechtig ingewijd door dominee H.A. van de Ven. De er tegenover gelegen pastorie werd in 1835 vervangen door Aart Fukkink. De kerk van 1830 zou vele malen worden verbouwd en uitgebreid. In 1905 werd achter de kerk een vergaderlokaal gebouwd naar een ontwerp van H. Fukkink. In de tijd van de Eerste Wereldoorlog werd steeds duidelijker dat een grondige verbouwing en uitbreiding van de kerk noodzakelijk was.

Aan architect H.E. van Amerongen en bouwbureau Van Velze-Oskam werd in 1926 opdracht gegeven een algeheel verbouwingsplan op te stellen. Het plan behelsde bijna volledige nieuwbouw. Wanden, vloeren en kap werden vernieuwd. In 1927 was het werk dat uitgevoerd werd door de firma J.C. van Dusschoten in samenwerking met de firma Appels voltooid. De kerk met zo’n achthonderd zitplaatsen werd op 19 juni in gebruik genomen. Later is dit aantal door plaatsing van klapstoelen tot duizend uitgebreid. Aanvankelijk was er geen toren in het plan opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders wees een verzoek of de gemeente Driebergen de toren voor haar rekening wilde nemen, af. Vervolgens werd onder de parochianen een inzameling gehouden om toch met de bouw van de toren te kunnen starten. Het daarop door de architecten Van Amerongen en Van Velze ingediende bouwplan werd goedgekeurd en de bouwvergunning werd verleend. De bouw startte en in oktober 1927 was ook de toren gereed.

De hervormde kerk is een bakstenen gebouw in de trant van de Amsterdamse School. De kerk heeft een kruisvormige plattegrond met een toren in één van de hoeken van de kruisvorm. De kerk is overkapt met twee haaks op elkaar instekende gebogen zadeldaken. De uiteinden van de kruisarmen worden afgesloten met een topgevel, die de gebogen daklijn van het schilddak volgt. De centraal geplaatste ingangspartij met bovenliggend venster volgt de vorm van de voorgevel. De terugliggende ingang wordt benadrukt door een trapsgewijs naar binnen lopende natuurstenen omlijsting, waardoor de indruk van een gotisch archivolt gewekt wordt. Aan weerszijden van de ingang is een klein venster met een natuurstenen omlijsting en tussenstijl geplaatst. Gemetselde hoekpilasters ondersteunen de uitkragende dakgoot. Langs de dakrand is een lijst van siermetselwerk aangebracht met natuurstenen ornamenten. De terzijde geplaatste markante vierkante toren is sterk verticaal geleed met baksteendecoraties en voorzien van een gebogen met leien gedekt tentdak. Onder de spits zijn gevelvlakken met baksteenornamentiek in de vorm van aangebracht. Tussen de pilasters bevinden zich galmgaten. Direct hieronder zijn wijzerplaten aangebracht. De ingang tot de toren is aan de voorzijde gesitueerd binnen een inpandig portiek. Een reeks smalle vensters boven elkaar zorgt voor de lichttoetreding in de toren. In de eindgevel van elke zijarm van de kerk is een groot venster aanwezig dat de vorm van de gevel volgt. Aan de achterzijde van de kerk stond een vergaderlokaal uit 1905, bekend onder de naam Salem. Dit pand is onlangs vervangen door een nieuw gebouw, Nieuw Salem geheten.Arch: BV-89. Lit: Graaff, 1983; Harzing, 1973, p. 5-27.
besluit: 08031994   categorie 1   dbr 159
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur