Engweg 30 Immanuelkerk
foto: Robert Zwart 19-9-2004
De Immanuelkerk is in 1888 gebouwd voor een groep gelovigen die zich afgescheiden had van de Nederlands Hervormde Kerk. In de jaren 1886-1887 kwam het in de Nederlandse Hervormde Kerk opnieuw tot een scheuring. In 1834 had ook al een afscheiding plaatsgevonden, maar die had geenszins rust gebracht binnen de gelederen van de Hervormde Kerk. Halverwege de negentiende eeuw ging het weer gisten. Er ontstond binnen de Kerk een confessionele beweging die zich niet kon verenigen met bepaalde hervormingen. Dit verzet culmineerde rond 1886 uiteindelijk in de uittrede van grote groepen gelovigen in geheel Nederland. De kerkleden die uit de Nederlandse Hervormde Kerk traden, noemden zich de ‘dolerenden’ (letterlijk: zij die smart hebben of geestelijk verontrust zijn). In 1887 scheidde onder leiding van dominee Barger in Driebergen zich een groep dolerenden officieel af van de moederkerk. De directe aanleiding was het feit dat de dominee, de ouderlingen en diakenen door de Hervormde Kerk waren geschorst vanwege hun sympathieën voor de confessionele beweging. Ondanks deze schorsing bleef Barger voor zijn volgelingen prediken op de kansel van de hervormde kerk aan de Hoofdstraat. Na een paar zondagen werd hem dit verhinderd en zaten de dolerenden zonder kerkgebouw. Onder de aanhangers van Barger bevonden zich veel boeren en één van deze boeren, Van Essen, stelde zijn boerderij ‘Butchers Delight’ aan de Drieklinken beschikbaar als tijdelijke ‘noodkerk’. Deze situatie was verre van ideaal omdat het ledenaantal van de nieuwe kerkgemeenschap behoorlijk hoog was. Men besloot daarom vrijwel direct over te gaan tot de bouw van een nieuwe kerk.
Aangezien het merendeel der kerkleden tot de boerengemeenschap behoorde, besloot men de kerk zo dicht mogelijk bij de agrariërs zelf te plaatsen. Men vond een geschikte locatie aan de Engweg en kocht op 24 november 1887 een stuk grond aldaar van F.W.C.P. van Westrenen, graaf van Bijlandt en zaakgelastigde van de staat te Stockholm. Voor het tekenen van een nieuw kerkgebouw deed men een beroep op architect E.G. Wentink te Schalkwijk. Wentink was de zaak van de ‘dolerenden’ toegedaan en had ruime ervaring in utiliteitsgebouwen (bijv. het raadhuis van Bunnik en het veerhuis in Wijk bij Duurstede). De bekende theoloog en Tweede-Kamerlid Abraham Kuyper, het boegbeeld van de dolerenden, haalde hem zelfs na het ‘klusje’in Driebergen naar Amsterdam om daar de grote Raamkerk (in 1965 gesloopt) te bouwen voor één van de vele dolerende gemeenten in Amsterdam. De bouw van de kerk in Driebergen startte in januari 1888 en op 1 juli van dat jaar werd de kerk officieel in gebruik genomen. In 1937 is de kerk vergroot.
De Immanuelkerk is een eenvoudige bakstenen zaalkerk van zes traveeën diep en drie traveeën breed onder een pannen zadeldak. De voorgevel wordt in het midden gedomineerd door een toren die half is opgenomen in het volume van de zaalkerk. De toren telt drie geledingen. In de onderste geleding bevindt zich de toegang tot de kerk, in de tweede geleding is een groot rondboogvenster aangebracht en in de derde geleding is een rond venster geplaatst. Het achtzijdige leien dak van de toren wordt bekroond door een lantaarn met acht rondboogopeningen en een leien spitsdak. In de top is een kruis geplaatst. De kerk is in de voor- en zijgevels voorzien van rondboogvensters met glas-in-lood. De vensters in de zijgevels zijn tussen steunberen geplaatst. Spaarzame decoratieve elementen zijn de witgeschilderde hoekblokken ter accentuering van de gevelhoeken, de sierankers en de hardstenen ‘schouderende’ afdeklijst langs de voorgevel.
Lit: Harzing, 1973, p. 28-29 en 1976 p. 62; Steensma, 1986, p.49; Steenwijk 1992, p. 11 7-118.
besluit: 08031994 categorie 1 dbr 86
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur