Introductie Bornia Driebergen
andere straat intro monumenten foto’s ansichten luchtfoto woningmarkt
Voor de adreswaardige bebouwing op het landgoed Bornia – op de zgn. ‘achterplaats’, het deel boven de Arnhemsebovenweg – werd in 1972 deze naam als postadres vastgesteld. Tot dan toe waren de daar staande gebouwen genummerd geweest als Arnhemsebovenweg zo-en-zoveel, en dat bleek niet erg praktisch te zijn.
Het landgoed Bornia, dat zich nu vanaf de Hoofdstraat – nabij het NS-station in noordoostelijke richting langs de spoorlijn Utrecht-Arnhem uitstrekt tot aan Austerlitz toe, ontstond in de 19e eeuw. Omstreeks 1860 was een groot deel van de hier gelegen heidegronden in handen van Jan Kol, bankier te Utrecht. Een andere Utrechter, de jurist en hoge piet bij de Rhijnspoorwegmaatschappij, J.fl. Uytwerff Sterling, nam een jaar of tien later een flinke pluk van de gronden van Jan Kol over, en liet er in 1873 een groot wit huis bouwen, vlak aan de spoorlijn, bij het station. Het huis staat min of meer op de plaats van een 17e eeuwse boerderij, die De Brandolie heette – verbastering van de naam Abraham Dole. Uytwerff liet het grotendeels onontgonnen terrein stelselmatig bebossen. In 1894 werd het een deel van Bornia – boven de Arnhemsebovenweg – afgesplitst, daar werd rond 1900 het landgoed Heidestein gesticht.
In 1895 kwam Bornia in handen van de familie Du Marchie van Voorthuijsen, waarna het echtpaar Thurkow-Dorrepaal het geheel overnam. Die bouwden samen het landgoed nog eens tot ongeveer 500 ha uit. Na hun overlijden kwam in 1922 op Bornia de naam Clifford Kocq van Breugel (schoonzoon) in beeld, en nog één of meer erfenissen later kwam het toen nog resterende deel van het landgoed aan de heer en mevrouw De Beaufort-Clifford Kocq van Breugel. Het Borniadeel dat in 1922 bij boedelscheiding aan twee andere Thurkowkinderen was toebedeeld, kwam aanvankelijk in andere particuliere handen maar werd tenslotte grotendeels eigendom van de gemeente Driebergen, het zgn. Driebergsebos. Het overgebleven deel van Bornia, op ’t laatst nog zo’n 300 ha groot, werd in 1982 door aankoop eigendom van het Utrechts landschap.
Een paar namen uit bovenstaande tekst verdienen een kleine toevoeging. De genoemde bankier Jan Kol was firmant van de (vroeger) bekende Utrechtse bank van Vlaer en Kol. De heren bankierden in het bekende pand met de vrouwenfiguren waarin de winkel van Sinkel had gezeten, aan de Oudegracht, vlak bij het stadhuis. Het gebouw – waarin nu o.a. een discotheek – heet tegenwoordig écht Winkel van Sinkel.
Een zoon van de notabele familie Du Marchie van Voorthuijsen – de in huize Bornia geboren Everard – bekwaamde zich voor een keurige burgemeestersbaan, maar maakte tegen z’n dertigste jaar een slag in de rondte en ging studeren voor dominee. In die hoedanigheid keerde hij in 1942 voor drie jaar naar z’n geboorteplaats terug, als predikant bij de christelijk gereformeerde kerk (Oranjelaan).
Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3