Langbroekerdijk 39 “Leeuwenburgh”
Foto: Renk Knol 2000
Geschiedenis
Het huis Leeuwenburg heeft geen middeleeuwse voorganger zoals de meeste omringende kastelen of buitenplaatsen. Op een zeventiende-eeuwse kaart staat op deze plaats een huis dat de naam Zoudenbalch draagt. Dit huis is in 1657 gebouwd door bouwmeester Christiaan van Vianen voor de Utrechtse patriciër Gerard Zoudenbalch. Het was een traditioneel blokvormig huis met souterrain, bel-etage en verdieping onder een afgeplat schilddak. Het huis was omgeven met water. Een stenen brug over de gracht leidde naar de ingang op de bel-etage. Melchior Toussain kocht het goed in 1667, dat als volgt omschreven staat: ‘de adellijke woninghe metten hoff, bouw ende duyffhuys mitsgaders schueren, stallingen ende zijn vorderen toebehooren met omtrent negenthien mergens lants onder Hardenbroek liggende aan de Langbroekerwetering tot aan de Goyerdijk’. De nieuwe eigenaar liet het huis omdopen tot Leeuwenburg. In 1692 verkocht Melchior Toussain het huis aan Adriana Bleekman gehuwd met George van Ophoven. De volgende eigenaar was Gideon Boudaan, een raadslid uit Utrecht. Boudaan deed op 1 juli 1748 het goed over aan Johannes Matthijs Swemmelaar, kanunnik van het kapittel van St. Marie te Utrecht. De nieuwe eigenaar verwierf tevens de rechten van de heerlijkheid Hardenbroek van de eigenaar van Sterkenburg. Swemmelaar bezat ook het tegenoverliggende Molenstein en kocht in 1761 ook het huis Walenburg te Nederlangbroek. Swemmelaar is de bouwheer van enkele dienstgebouwen bij Leeuwenburg geweest. Zijn stiefzoon en erfgenaam Joachim van Vliet, raad in de vroedschap en oudburgemeester van Dokkum, verkocht Leeuwenburg met de heerlijkheid Hardenbroek in 1808 aan Arnoud Jan van Westrenen, heer van Sterkenburg.
Op een kaart uit 1796/97 van landmeter J. Vermeer die in opdracht van Van Vliet was vervaardigd en bij de verkoop was inbegrepen en nog steeds in huis Leeuwenburg hangt, staat de toenmalige parkaanleg weergegeven. Aan de achterzijde en voorzijde van Leeuwenburg strekte zich een groot formeel aangelegd park uit met brede lanen van noord naar zuid doorsneden door wandelpaden haaks of schuin op de hoofdlanen. In het verlengde van een bijna ronde gracht lagen twee vijvers. Voorts stonden overal sinaasappelboompjes, geschoren heggen en berceaus. De overtuin had een sterke axiale werking. Langs deze as lagen allerlei broderieën. De stijl van het park doet vermoeden dat het rond 1700 zijn voltooiing heeft gekregen. Deze tuin werd echter door A.J. van Westrenen verlandschappelijkt, waarbij de overtuin werd ingekort, maar de zichtas bleef bestaan.
Zoon Jan Antony Godin van Westrenen liet het goed in 1854 gesplitst na aan zijn neven A.J. en P. de Beaufort. Jonkheer Pieter de Beaufort, lid van Gedeputeerde Staten te Utrecht, verwierf uiteindelijk het hele buitengoed. De familie De Beaufort is tot op de dag van vandaag eigenaar van Leeuwenburg gebleven. Jonkheer Pieter gaf in 1859 opdracht tot de grootscheepse verbouwing van Leeuwenburg die nagenoeg een herbouw inhield. Ook de gracht rond het huis werd gedeeltelijk gedempt en het koetshuis aan de achterzijde werd voorzien van een oranjerie. De volgende belangrijke verbouwingen dateren uit het eerste kwart van deze eeuw. Aan de west- en oostzijde werden aanbouwen gepleegd, waardoor de oorspronkelijke blokvormige hoofdvorm aangetast werd. Ook hebben in het interieur wijzigingen plaatsgevonden.
Beschrijving
Het landgoed Leeuwenburg omvat een lang smal perceel van oorspronkelijk 140 hectare gelegen tussen de Langbroekerdijk en de Gooijerdijk. Het op de middenas gesitueerde hoofdgebouw met bijbehorend bouwbuis ligt aan de zijde van de Langbroekerdijk. Aan de oostzijde van het hoofdgebouw staat in een boomgaard met aangrenzende moestuin een houten duiventoren. De portierswoning (zie Gooijerdijk 30) staat aan het begin van de lange oprijlaan vanaf de Gooijerdijk.
Het hoofdgebouw (Langbroekerdijk 39) is een in baksteen opgetrokken classicistisch herenhuis uit 1859 dat op de fundamenten van een zeventiende-eeuwse voorganger gerealiseerd is. Het gedeeltelijk nog omgrachte huis bestaat uit een souterrain, bel-etage en verdieping onder een kroonlijst. Boven de lijst verheft zich een afgeplat schilddak met op iedere hoek een grote schoorsteen. Aan de voor- en achterzijde zijn twee dakkapellen met schuifvensters geplaatst. Zowel tegen de linker- als rechterzijgevel is een smallere aanbouw aangebracht onder een afgeplat schilddak van gelijke goothoogte, maar lager dan het hoofddak. De symmetrisch ingedeelde voorgevel van het hoofdvolume heeft een licht risalerende middenpartij. Een hardstenen trap leidt naar de ingang op de bel-etage, voorzien van een dubbele glasdeur met rondboogbovenlicht en klassieke deuromlijsting. Boven de ingang bevindt zich een balkon. Een openslaande dubbele deur met boven- en zijlichten onder een lijst met wenkbrauwdecoratie geeft toegang tot het balkon. Aan weerszijden van het middenrisaliet zien we zowel op de bel-etage als op de verdieping twee T-vensters met persiennes. In het souterrain zijn bolkozijnen met draairamen geplaatst. Onder de hardstenen trap bevindt zich de ingang naar het souterrain. De achterzijde van het hoofdgebouw is eveneens symmetrisch ingedeeld met zes schuifvensters op de bel-etage en hetzelfde aantal kleinere vensters op de verdieping. Ter hoogte van de bel-etage zijn twee hangende balkons tegen de gevel bevestigd.
Het classicistische bouwhuis (nummer 41) omvat een koetshuis, in gebruik als garage, een woonhuis en een oranjerie. Het van origine zeventiende-eeuwse bouwhuis is waarschijnlijk tijdens Swemmelaar herbouwd. Het bouwbuis is in 1859 aan de achterzijde uitgebreid met een oranjerie. Het bouwhuis is een rechthoekig bakstenen pand van één bouwlaag onder een afgeplat pannen schilddak met omlopende kroonlijst. Aan de voorzijde zijn in het midden twee dubbele inrijdeuren met een getoogd snijraam aangebracht waarboven een dakkapel met fronton en zijvoluten is geplaatst. Aan weerszijden hiervan zien we een deur met rechthoekig bovenlicht en een zesruits schuifvenster. De middenpartij wordt evenals de gevelhoeken geaccentueerd door geblokte hoeklisenen. Aan de achterzijde bevinden zich drie stel tuindeuren met bovenlicht, voorzien van een decoratieve roedenverdeling. De twee gekoppelde deuren links en de twee deuren uiterst rechts zijn in de plaats gekomen voor originele dubbele tuindeuren van de oranjerie.
De uit omstreeks 1880 daterende zeszijdige duiventoren is opgebouwd uit een bakstenen voet met houten opbouw onder een zeszijdig tentdak met overstek en bolvormige bekroning. In een der houten wanden zijn twee halfrond afgesloten luiken boven elkaar geplaatst, voorzien van een pilasteromlijsting. Naast het bovenste luik zijn vlieggaten uitgezaagd. In de vijf andere wanden zijn kleine ruitvormige vensters geplaatst. Deze vensters zijn door kruisende roeden in vieren verdeeld.
Foto: Renk Knol 2000
De hoofdvorm en structuur van de tuin wordt bepaald door de smalle langgerekte kavel met barokke lanen, zoals de Leeuwenburgerlaan, een beukenlaan die de Langbroekerdijk met de Gooijerdijk verbindt. Aan de zijde van de Langbroekerdijk wordt de ingang gemarkeerd door een monumentaal toegangshek bestaande uit twee vierkante hekpalen en een tweevleugelig spijlenhek. De vijvers aan de achterzijde van het huis, die oorspronkelijk deel uitmaakten van de formele aanleg, zijn nu herkenbaar als meer landschappelijke waterpartijen. Aan de voorzijde van het huis zijn geschoren hagen aangebracht. Rechts van het huis ligt een hoogstamboomgaard met moestuin die begrensd wordt door een beukenhaag.
Lit: Bardet, 1975, p. 136-137; Buro Maas, 1984, IV nr. 25: Demoed, 1974, p. 6(y; Luttervelt, 1949, p. 23; Tromp, 1972.
besluit: 00000000 categorie R dbr 215A 215B
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur