Breullaan 1



Foto Renk Knol 2000

De aanvankelijke successen die de Duitse Luftwaffe begin Tweede Wereldoorlog behaalde door aanvallende strategieën en overwicht in het luchtruim, hadden tot gevolg dat deze strijdmacht weinig oog had voor het aspect van de luchtruimverdediging. Toen de Britten in 1940 in de slag om Engeland niet op hun knieën te krijgen waren en de Duitsers geconfronteerd werden met een toenemende stroom van geallieerde bombardementsvluchten boven Duitsland, begon de Luftwaffe pas serieus te werken aan de uitbreiding van het verdedigingssysteem. Om de nachtelijke vluchten van de geallieerden effectiever te bestrijden werd een Nachtjagddivision in het leven geroepen. De staf van dit nachtjachtwapen streek in 1940 neer in Zeist op landgoed De Breul. De Duitse luchtmacht had moeite zich aan te passen aan haar nieuwe defensieve rol. De organisatie van de luchtruimverdediging bezat nog niet de spreekwoordelijke Duitse ‘Gründlichkeit’ en onderging talloze reorganisaties. Deze reorganisaties bleven de gehele oorlog spelen. Op een gegeven moment werden de aanpassingen steeds meer een wanhopige reactie op het tekort aan middelen en de verslechtering van de Duitse positie.’ In de tweede helft van 1943 begon de operationele staf van het ‘Xll Fliegerkorps’ op huis De Breul met de bouw van een bunker op het naastgelegen landgoed Bornia, net binnen de gemeentegrens van Driebergen-Rijsenburg. Bornia was al in het begin van de oorlog gevorderd en de eigenaar, diplomaat jhr.mr.dr. J.R. Clifford Kocq van Breugel, was in verzekerde bewaring gesteld. Al snel na de aanvang van de bouw werd na een reorganisatie het ‘Xll Fliegerkorps’ omgedoopt tot ‘1 Jagdkorps’. De bunker zou toen als operationeel hoofdkwartier van dit korps gaan dienen, dat tevens een nieuwe leiding had gekregen. Nog voordat de bunker ingericht was, werd de staf rond april/mei 1944 overgeplaatst naar Duitsland. Eén van de beweegredenen om te verkassen was waarschijnlijk de angst voor een invasie van de geallieerden op de Nederlandse kust. Indien de geallieerde landing daar zou plaatsvinden lag dit vitale zenuwcentrum meteen op slechts 60 km afstand van de frontlinie.

De bunker, die de codenaam ‘Cäsar’ kreeg, was afgeleid van het type bunker dat de Luftwaffe voor commandoposten van radarstations had ontworpen. De bunker heeft een rechthoekige plattegrond met muren van vier meter dikte. Twee hoeken van de bunker zijn afgeschuind en het geheel is overkapt met een betonnen plat dak dat uiteraard bombestendig is. Als camouflage hadden de Duitsers niet gekozen voor een poging om tot versmelting met de natuur te komen door het geheel van beplanting te voorzien of groen te schilderen. Zij hebben getracht het geheel het aanzien van een villa te geven door de betonnen wanden aan de buitenzijde met ramen, deuren en balkons te beschilderen. In de schilderkunst wordt zoiets een tromp-l’oeil genoemd.

Daar de bezetter de bunker op het landgoed Bornia had geplaatst, kwam na de oorlog de betonnen kolos in handen van jhr.mr.dr. J.R. Clifford Kocq van Breugel, die het gijzelaarskamp waarin hij opgesloten was geweest, ternauwernood had overleefd. De jonkheer was geenszins geporteerd van de kazemat en wilde het ding het liefst afbreken. Maar er waren andere prioriteiten en de heer Clifford wijdde eerst zijn energie aan het herstel van de oorlogsschade aan de andere opstallen van Bornia. Toen hij daarmee in een vergevorderd stadium was, kreeg hij bezoek van een ambtenaar die mededeelde dat de overheid bereid was de bunker van het landgoed te verwijderen. De verwijdering zou geschieden door middel van explosieven, want normale afbraak was te duur. Dit horende besloot de jonkheer samen met zijn vrouw de vermaledijde bunker maar te laten staan; ze hadden geen zin om weer een groot aantal ruiten van de oranjerie, het huis Bornia en het koetshuis te moeten vervangen.

Nu de bunker bleef staan, werd naar een bestemming gezocht. Hij werd gebruikt als fruit- en aardappelopslagplaats en er werd geëxperimenteerd met het kweken van champignons. Omstreeks 1949 kreeg de jonkheer wederom bezoek van een ambtenaar, deze keer van het Ministerie van Oorlog. Hij verzocht de eigenaar van Bornia de bunker beschikbaar te stellen voor het leger. De bunker was een ideale opslagplaats voor materiaal dat trillingsvrij opgeslagen moest worden. De onderhandelingen die hierop volgden, werden niet afgerond: in 1950 werd de bunker gevorderd door de luchtmacht. Deze richtte de bunker niet in als opslagplaats maar als luchtverdedigingscentrum. Na zes jaar kreeg de bunker uiteindelijk de bestemming waar hij voor was gebouwd. Aangezien het ministerie veel kosten moest gaan maken om het geheel in orde te krijgen, werd uiteindelijk een beroep gedaan op de jonkheer de bunker te verkopen. Het ministerie was niet van zins veel geld te investeren in een pand dat niet in zijn volle eigendom was. Men kwam tot een overeenstemming en het Ministerie van Oorlog liet in 1952 bakstenen gevels met een pilastergeleding plaatsen als omhulsel, waardoor de bunker het uiterlijk kreeg van een classicistisch herenhuis van drie bouwlagen onder een afgeplat schilddak. In de gevels werden vierruits vensters met tweeruits bovenlichten en deuren geplaatst, waarbij op de achterliggende bunkerwand vitrage werd geschilderd. In feite borduurde men voort op de camouflagemethode van de Duitsers, zij het iets overtuigender. Tegen de rechterzijgevel werd een aanbouw geplaatst en tegen de linkerzijgevel een balkon, gedragen door gemetselde muurtjes en houten zuiltjes. Het geheel werd omgeven door een hoog hekwerk met toegangshek geflankeerd door vierkante gemetselde hekpalen. Tot 1958 werd het omhulde Cäsar gebruikt als ‘Sector Operations Centre’ (SOC), daarna werd de bunker het noodonderkomen van het op Wulpenhorst te Zeist gevestigde Commando Luchtverdediging (CLV). Deze bestemming heeft het pand behouden tot 1 november 1991. Na enige tijd van leegstand is het pand in 1996 als bedrijfsruimte ingericht. Voor deze nieuwe bestemming is de noordoostelijke wand grotendeels uitgebroken en van vensters voorzien.
Arch: BV-5, 1951 en 1952; Lit: Tiemens, 1992.
besluit: 08031994   categorie 1   dbr 31
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur


Free counters!