Zijn handen……

Zijn handen staan stevig in zijn zij geplant. Het logo van de club prijkt fier op zijn borst. Zijn ogen zijn half dichtgeknepen tegen de felle zon, maar toch zie je de trots in zijn blik op de teamfoto. Die trots geldt niet hemzelf, maar de jongens waar hij, Ernst Notenboom, assistent-trainer van mag zijn.

Geen enkel team traint met zo veel enthousiasme. En drie keer in de week, ha, dat haalt zelfs het eerste elftal niet. De jongens zijn conditioneel sterker dan elke tegenstander. Elke week zie je ze groeien. De vaste patronen waarop ze al vanaf de eerste training oefenen, beginnen nu in de wedstrijden vruchten af te werpen.

Regen of sneeuw doet ze niets. Mensen die bij een beetje meteorologische tegenslag een training of wedstrijd afgelasten, snappen niets van voetbal. De jongens leven ervoor, zeker die paar onder hen die in elf of twaalf jaar al meer ellende meegemaakt hebben dan de gemiddelde Driebergenaar in zijn hele leven. Je kan die jongens toch niet onverrichterzake naar huis sturen? Ze komen vanuit het asielzoekerscentrum naar het veld met hun dromen, dromen van volle stadions.

De meeste dromen zullen nooit in vervulling gaan, dat weet hij ook wel. Maar hij zal ze brengen zo ver hij kan. En hey, Europees voetbal kan hij bieden. Een meerdaags internationaal toernooi in België. CDN D1 en D2 Europa in! Samen in de bus er naar toe, samen in een tent niet slapen maar de volgende dag toch doorgaan tot je er bij neervalt op het veld, samen een beker winnen. Na zoveel teambuilding zullen ze thuis echt onverslaanbaar zijn.

Alleen het geld. De ouders van de jongens uit het AZC kunnen nog geen scheenbeschermer betalen. De andere ouders kan hij het niet vragen. Naar de sponsor gaan is te makkelijk. De jongens zelf kan hij niet met dit gedoe belasten, dat leidt alleen maar af van waar het eigenlijk om gaat.

Nee, het is aan hem, en hem alleen, om deze dreigende onrechtvaardigheid in de kiem te smoren. Chauffeuren, borden wassen, honden uitlaten, oppassen, niets is hem te min. Iedereen moet het weten. Een brief naar de Stichtse, een stuk in het UN. Alles voor de jongens.

De jongens van Ernst Notenboom verdienen hulp. Maar niets is beter voor de teamgeest dan samenwerken. Help ze elkaar helpen. Vraag of Ernst Notenboom niet alleen komt.

11 januari 2004

Carnaval

Nooit mijn favoriete feest geweest, carnaval. Een verkleedpartij, confetti mee en hossen maar. Voor kinderen fantastisch, daar kan ik nog in komen. Dagenlang praten over ‘hoe jij gaat’,  een creatief kostuum verzinnen en je dan helemaal uitleven.
Wat ik alleen nooit begrepen heb, is wat die volwassen mensen bezielt die óf in zo’n blije boerenkiel lopen óf met een soort stoomboot met kwastjes en zilveren dingetjes op hun hoofd. En dan vier dagen lang ‘alaaf’ roepen. Op veel creativiteit zijn ze niet te betrappen en de carnavalskrakers zijn al jaren hetzelfde. Misschien is het een ontsnapping uit de dagelijkse sleur, maar toch: die vrolijkheid op afroep is niet mijn idee van een feest. En dat al die mensen het écht leuk vinden: dat vind ik moeilijk te geloven. Volgens mij zijn er een hoop mensen die moeten van hun schoonmoeder, collega’s, of iets legitiemer: de kinderen.
Maar stel nou dat je het wél leuk vindt. Na vier dagen is het geld op, kun je geen bier meer zien en moeten de kostuums echt in de was. Dan moet je de volgende ochtend dus gewoon weer aan het werk. In één keer de harde werkelijkheid: psychologisch een enorme klap.

Zo moeten ze bij de Driebergse brandweer ook ongeveer gedacht hebben. Misschien stond hun bijdrage aan de carnavalsoptocht wel symbool voor de gemoedstoestand van de carnavalsvierders.
Maandagochtend stond de carnavalscreatie, die zaterdag ongetwijfeld enthousiaste reacties had opgeleverd in de optocht, nog te pronken aan de Bosstraat. Het feest was ook nog niet voorbij natuurlijk: carnaval was pas net over de helft.
Dinsdag aan het eind van de dag was het proces van afscheid nemen al wat verder gevorderd. Een stalen karkas met hier en daar wat plukjes papier-maché bleef over. Het gevaarte was uitgekleed, maar het hoofd van het ding was intact gelaten. Het lichaam wil eigenlijk al niet meer, maar van je hoofd weet je: het moet. Nog één avond.
Woensdag aan het eind van de middag restte nog slechts een hoopje verwrongen staal, afgezet met een rood-wit lint, wat normaal gesproken op gevaar duidt. Een les: spreek op Aswoensdag nooit een carnavalsvierder aan, want ze zijn hun hoofd kwijt, murw gebeukt: blijf uit de buurt.
Donderdag was de hele boel verdwenen. Zouden de carnavalsvierders ook weer opgeruimd aan het werk zijn gegaan?

28 februari 2004

Driebergen-Zeist

Stel dat je je auto bij station Driebergen-Zeist zou willen parkeren. Dan is de kans groot dat je in Zeist terecht komt. Het grote P & R terrein aan de overkant van de Odijkerweg is immers Zeists grondgebied. Pas bij de eerste stap op het perron kom je binnen in de gemeente Driebergen.

De perrons van Driebergen-Zeist zijn nu nog één stuk Driebergse glorie. Maar als de vorige week gestarte perronverlenging klaar is, bezit ook Zeist een stukje. Honderd meter perron gaat ProRail erbij bouwen in de richting Utrecht. Honderd meter die vraagt om problemen.

Want wat betekent het voor de dienstregeling? Nu zijn treinen met negen rijtuigen nog het maximum; straks kunnen er twaalf stoppen. Maar waar zijn die voor nodig? ProRail zegt reizigers meer kans te willen geven op een zitplaats. Je krijgt het vermoeden dat de NS intercity’s wil kunnen laten stoppen op Driebergen-Zeist. Dat hoeft natuurlijk geen verkeerde ontwikkeling te zijn, zo lang de sneltrein maar niet stiekem verdwijnt.

Dan is er het punt van de verkeersdoorstroming. Waar je nu vanaf Odijk nog rechtdoor het spoor over kunt steken, rij je straks tegen een perron aan. Eerst honderd meter naar links, dan in een U-bocht het spoor over en weer honderd meter naar rechts. Als je het cynisch bekijkt, is er straks in ieder geval tweehonderd meter extra asfalt om op in de file te staan.

Maar het belangrijkste is natuurlijk de gemeentegrens. De voorste drie rijtuigen van de trein naar Utrecht stoppen straks in Zeist, de achterste negen in Driebergen. Na de gemeentelijke herindeling stoppen de eerste drie in de BRU-gemeente Zeist, en de achterste negen in de niet-BRU gemeente MALDD (of DrieMaDo, je weet maar nooit). Dat kan wel eens lastig worden, omdat het BRU nou eenmaal ook over verkeer gaat.

Bij het besluit over de herindeling stelde de gemeenteraad nog als expliciete voorwaarde dat ‘de herindeling het onverdeelde grondgebied van de gemeente Driebergen-Rijsenburg (behoud van het stationsgebied is conditie sine qua non) betreft’.

Als je zo’n voorwaarde hebt gesteld, lijkt behoud van een onverdeeld stationsgebied een goed idee. Wie zou er eigenlijk met het idee van de perronverlenging gekomen zijn? Is er een gezamenlijk plan van de gemeenten om station Driebergen-Zeist een écht gedeeld station te laten worden? Of is dit de eerste stap van een geheim BRU-plan om het station stukje bij beetje naar Zeists grondgebied te verplaatsen?

18 april 2004

Wildpoepers

Voor mensen is er de WC, voor katten de bak met geurvretende korrels, konijnen en hamsters doen het gewoon in hun hok, maar de drol van de hond is iets te omvangrijk om zomaar in de mand te laten leggen.

Dus moet de hond uitgelaten. In een ideale wereld wordt zijn (of haar) behoefte gedeponeerd op een plekje waar anderen er geen last van hebben. Dat dat niet altijd lukt, blijkt wel uit het feit dat hondenpoep de vaste nummer één is als mensen wordt gevraagd naar ergernissen in hun omgeving.

Er zijn immers maar weinig hondenbezitters die de directe confrontatie met de drol van hun dierbare viervoeter aandurven: met je hand in een boterhamzakje grijpen naar een stomend stuk stront, gaat velen te ver.

Dus blijft de hoop liggen. Dat kan op de lange termijn een positieve uitwerking hebben op de vruchtbaarheid van de grond, maar op de korte termijn roept de locatie van de drol vaak grote problemen op. Op stoepen in steden moet je dus goed voor je blijven kijken, maar ook in de Driebergse bossen is het opletten geblazen. Honden houden van mooie grote grasvelden, maar spelende kinderen ook. In het bos bouwen kinderen graag een hut, maar ook honden claimen graag een stukje bos als hun territorium.

En anders hun baasjes wel. Kom je aan de hond, dan kom je aan de mens. En zeker Driebergse honden hebben mondige baasjes, die er niet voor terugschrikken om handtekeningenacties, meedenkavonden en zelfs een actiecomité in de strijd te werpen als het gaat om de vermeende rechten van hun viervoeters. Baasjes van Driebergen, verenigt U! Mag een hond in het bos niet meer los, dan zijn de dierenrechten de klos. De hondencontroleurs van de provincie en het actiecomité ‘Het is te gek om niet los te lopen’ staan lijnrecht tegenover elkaar. Een impasse die het woongenot van vele Driebergers verstoort. Hoe verder?

Misschien kunnen Driebergse hondenbezitters bij de Europese verkiezingen massaal op de Partij voor de Dieren stemmen. Dan is lijsttrekster Marianne Thieme na de verkiezingen ongetwijfeld bereid om een keertje te komen bemiddelen. Alvast een suggestie voor een compromis: als je als nietsvermoedende wandelaar een hondendrol in de bossen aantreft, kun je een speciaal drollenalarmnummer bellen, waarna een lid van de Driebergse hondenbezittervereniging de betreffende drol binnen een half uur komt opruimen. Of laat ik nu te duidelijk blijken dat ik geen hond heb?

6 juni 2004

De Driebergse identiteit

Toen ik in Driebergen kwam wonen, nu ruim een jaar geleden, wist ik weinig van het dorp. Een beeld had ik wel: een plaats aan de rand van het bos, waar vooral rijke, oude mensen wonen. Wat er zo speciaal aan het dorp was? Geen idee. Al snel bleek het bos ook midden in het dorp te liggen. En de rijke en oude mensen wonen daar vooral dicht bij in de buurt. Het beeld leek aardig te kloppen. Maar toen had ik nog geen kennis gemaakt met de Driebergse identiteit.

Er kwam iets op Driebergen af wat de verdedigingsmechanismen van sommige bewoners in werking zette. Het spook van de gemeentelijke herindeling waarde rond in het dorp. De unieke kenmerken van Driebergen stonden opeens hoog op de agenda: de poort naar de Heuvelrug of de laatste stad van de Randstad? De tegenstanders van herindeling wilden graag nadruk leggen op het dorpse karakter van Driebergen. Bij een dorps karakter hoort sociale controle, omkijken naar elkaar, een gemeenschapsgevoel.

En dus niet een meerderheid die het eens is met de stelling “Ik heb niets met een “identiteit van Driebergen”; ik wil gewoon prettig wonen”, zoals bij een bijeenkomst over de herindeling vorig jaar. Recente gebeurtenissen lijken die meerderheidsmening echter alleen maar te onderstrepen. Want waar gaat het over in Driebergen? De discussie over waar honden mogen lopen en poepen is nog steeds niet opgehouden. Mijn hond mag lopen waar-ie wil! Waar moet bus 51 langs rijden? Als het maar niet door mijn straat is! Er komt een moskee? Als mijn huis daardoor maar niet minder waard wordt!

En de gezamenlijke, dorpse voorzieningen dan, waar ‘we’ elkaar ontmoeten, of anderen laten proeven aan de typisch Driebergse sfeer? De VVV doen we dicht zonder de vrijwilligers daarover mee te laten praten en we stoppen hem daarna in een hoekje van het gemeentehuis. En de speel-o-theek, waar ‘we’ speelgoed met elkaar delen en waar ouders (en kinderen) elkaar ontmoeten? Daar kunnen we helaas geen geschikte ruimte voor vinden in ons al zo krappe dorp.

Misschien moeten we maar concluderen dat er wel een Driebergse identiteit is, maar dat die gekenmerkt wordt door de letters NIMBY: Not In My Back Yard!

10 oktober 2004

Dagindelingsbeleid

Sinds de oprichting van het Comité Herindeling Nee zijn de positieve geluiden over de toekomstige gemeente Heuvelrug grotendeels verstomd. Niemand lijkt in staat de voordelen van een grotere gemeente overtuigend uit de doeken te doen. En dat terwijl er zoveel schaalvoordelen te behalen zijn!
Kijk maar naar de gemeente Rotterdam, lichtend voorbeeld voor elke lokale bestuurder. Voorbeelden van ‘good practice’ zijn er te over. En niet alleen op het gebied van integratie. Zo heeft Rotterdam ook als één van de weinige gemeenten in Nederland een dagindelingsbeleid ontwikkeld. In Driebergen ontbreekt de specifieke kennis voor zo’n beleid, maar wellicht zal de gemeente Heuvelrug er wel in slagen een capabele ambtenaar te strikken die dit ook hier op poten kan zetten. Want van het Rotterdamse model valt heel wat te leren.

Uit de evaluatie van het werk van de stedelijke werkgroep dagindelingsbeleid Rotterdam blijkt dat het opzetten van een samenhangend beleid op het gebied van dagindeling zo makkelijk nog niet was. Ten eerste moest met de onbekendheid van dagindeling afgerekend worden: “Het begrip behoefde invulling.” Daarnaast bleek dat er in Rotterdam nog nauwelijks onderzoek was gedaan naar dagindeling. Dat moest de werkgroep dus gaan doen, in eerste instantie om ‘haar eigen kennis op het gebied van dagindeling te vergroten’. Na een eerste inventarisatie van voorzieningen op het gebied van dagindeling volgde daarom een tweede inventarisatie van voorzieningen op het gebied van dagindeling. Bij die tweede ronde werd nadrukkelijk meegenomen dat dagindeling ‘gezien moet worden vanuit een multicultureel standpunt’.

De werkgroep ‘vergroot het draagvlak voor dagindeling in Rotterdam’ door bewustmaken, beïnvloeden en informeren van alle belanghebbenden. Uit het eerste actieve jaar van de werkgroep is gebleken dat ‘het op elkaar laten aansluiten van tijden in de samenleving voor veel mensen een oplossing levert in hun dagindeling’. Het uiteindelijke doel is logischerwijs dat ‘op elk beleidsgebied aandacht moet worden geschonken aan dagindeling’.

Een wijze les. Maar ook uit de persoonlijke beleving van dagindeling door de werkgroepleden kan inspiratie geput worden. Misschien kan de gemeente Heuvelrug de visionair Bob aantrekken. “Met betrekking tot dagindeling vindt Bob, dat werk en vrije tijd samen het ‘gewone’ dagelijkse leven vormen en als het ware organisch bij elkaar aansluiten!”

28 november 2004

Marketingterreur

Nog met kleine oogjes parkeer ik ’s ochtends mijn fiets bij station Driebergen-Zeist. Zoals altijd vlakbij het perron, zodat ik ‘s avonds snel weg ben. Maar vandaag niet. Een vermoeid ogende studente stapt op me af: ‘Mag ik je wat vragen?’ ‘Vragen mag altijd.’ ‘Vind jij dat de welvaart in de wereld eerlijk verdeeld is?’
Een interessante vraag. Het meisje zou een antropologie-studente kunnen zijn, en/of een enthousiaste vrijwilligster van een goed doel. Ik maak me op om een serieus antwoord te geven, beginnend met nee. Maar op het moment dat ik begin met praten, komt er van onder haar arm een map tevoorschijn. En dan zie ik ook haar jas. Ik doe mijn mond weer dicht, maar ben al aan haar overgeleverd. Ze heeft mij hier onvoorbereid getroffen. Ik was er niet op bedacht dat ook station Driebergen-Zeist ook al aan het jachtterrein van deze semi-professionele leedverkopers is toegevoegd.
Direct Dialogue Fundraising heet het, of street canvassing. Prachtige termen uit de marketingwereld. Een goed doel heeft natuurlijk een heel eigen brandspace, waar je in je customer relation management van kunt profiteren. Committeren van de potentiële donateur, op een laag irritatieniveau en met een hoog guneffect. Daar draait het om. En om het zijn waar de klant is.
Als je hun almaar groeiende legertje wilt vermijden, ben je gedwongen tot omzichtige omtrekkende bewegingen. In Utrecht baart enige oefening kunst. De route van Utrecht Centraal naar het centrum is bezaaid met hindernissen. Bij de ingang van Hoog Catharijne kan handig manoeuvreren je nog veilig verder brengen, maar de roltrap bij de uitgang naar het Vredenburg is een val waar geen ontsnappen aan is en die dus vermeden dient te worden. Daar waar de Steenweg en de Mariastraat op elkaar uitkomen, voor de Hema, mag je zelfs blij zijn als slechts één goed doel je aanspreekt. Zeker als je tussen de 18 en 30 jaar bent. Want dat is de primaire doelgroep, zeggen direct dialogue bedrijven. De wervers zijn van dezelfde leeftijdsgroep, en dat geeft een stukje voeling met elkaar.
Maar wat doen onze fundraisende vrienden dan op station Driebergen-Zeist, de gateway van de Heuvelrug, die misschien beter omgedoopt kan worden tot senioren belt? Jullie zitten verkeerd, marketing-mensen! En trouwens: waar jullie ook zijn, een flink deel van jullie doelgroep wordt jullie ook zat. Wie wil er meehelpen om te zorgen dat ze hun targets niet halen?

16 januari 2005

Lappendeken

Zaterdagochtend, half negen. Een nieuw laagje wit heeft Driebergen bedekt. Langzaam ontwaakt het dorp. De eerste ouders met kinderen zijn al bezig met hun zaterdagse boodschappentocht, terwijl de ondernemers aan de Traaij hun stoepen nog aan het schoonvegen zijn. Er zijn al veel kinderen buiten op de vroege ochtend. Voetbal en hockey afgelast, de wintersport neemt het dorp over. De zoveelste sneeuwpop krijgt vorm.

Een goede sneeuwbui vertelt veel. Eerst wordt het hele dorp onder een deken van sneeuw bedekt, en later blijft er een lappendeken van over. De vorm van die lappendeken vertelt een verhaal over het leven in het dorp.

De straten van Driebergen blijven schoon. De strooidienst doet haar best en zelfs het kleine fietspaadje langs de A12 wordt netjes schoon geschoven. Daar kan de gemeente Utrecht een puntje aan zuigen. Wie daar wil fietsen, moet met tegenliggers ruzie maken over wie er op het kleine sneeuwvrije stukje fietspad mag. Auto’s en fietsers in Driebergen kunnen met wat vanzelfsprekende voorzichtigheid toch met een gerust hart de weg op.

De stoepen zijn een ander verhaal. Een stoep na een sneeuwbui maakt een vaag begrip als sociale cohesie opeens concreet. Je hebt de burgerplicht je eigen stoep schoon te vegen. Maar wie doet dat nog? In de ene straat maken buren afspraken over het gezamenlijk begaanbaar maken van de stoep. Een grote sneeuwpop kijkt toe over de schone grijze stoeptegels. In de andere straat is het ieder voor zich: veilige stukjes stoep en ijsbanen wisselen elkaar af.

In sommige straten is de stoep aan het eind van de oprijlaan te veel een ver-van-mijn-bed-show. Maar bij een gezamenlijk portiek blijkt vaak: voor wat van iedereen is, zorgt een ander.

Ook de ondernemers aan de Traaij hebben hun eigen sneeuwbeleid. De ingang van de Aldi is prima te bereiken, maar aan de Traaij-kant is het glad. De bakker heeft met zout gestrooid, maar langs Blokker, Kruidvat en beddenspecialist is het glibberen. Voor de Wereldwinkel is de sneeuw blijkbaar een gift. De fietsenmaker is met vakantie. Er blijken toch best veel lege plekken te zijn in het winkelbestand. Dat alles maakt de Traaij in de sneeuw een lappendeken van vegers, onverschilligen, onwilligen en afwezigen. Oh, en hoe laat gingen vrijdagavond de winkels dicht?

6 maart 2005

Kleuterklei

Vredig en verlaten ligt het Seminarieterrein er deze weken bij. Op het voorste veld rent een enkele loslopende hond (of dat nou toegestaan, gedoogd, of verboden is), terwijl het achterste veld zo af en toe een groep voetballende kinderen huisvest. Het middelste veld is zonder vaste gebruiker. Rustig komen grassprieten er tot bloei, tot eens in de zoveel tijd een gemeentelijke maaidienst de boel kortwiekt (Wat zou daar eigenlijk mee gebeuren? Hebben we een gemeentelijk hooiplan?).

Hoe anders is dat in de laatste week van de zomervakantie. Dan kun je er over de kinderhoofden lopen. Als je tenminste niet opbotst tegen een volwassene in een geel T-shirt. Maar de jaarlijkse speelweek vergt ook voorbereiding. En niet een beetje: het begint al met het opslaan van alle materialen, maar denk ook maar eens aan het regelen van de tenten, de elektriciteit, de catering, het verzinnen van het thema, het maken van het programma, het verspreiden van promotiemateriaal. En ook niet onbelangrijk: het vinden van de vrijwilligers en stagiairs die de boel tijdens de week in goede banen leiden. Dat alles om tegen de duizend Driebergen-en-omstrekense kinderen dagelijks te vermaken in de tweede week van augustus. Dan volgt de beloning voor alle inspanningen, met als afsluiting een groot medewerkersfeest op vrijdagavond.

Maar zeg niet dat de voorbereiding geen feest is. Een aantal uitdagingen deel je met z’n allen: het zorgen voor genoeg vrijwilligers en een goed programma. Maar de invulling van dat programma is weer zo uiteenlopend, dat het je ogen opent voor problemen waar je waarschijnlijk nog nooit bij stil hebt gestaan. Hoeveel klei is per kleuter nodig voor een uitgebreide sessie kleuterkleien? Zeker tweehonderd gram, zo blijkt. Maar aan die kleine vingertjes blijft veel plakken, zodat het veiliger is om driehonderd gram te rekenen. Dan zit je dus al snel op honderd kilo in totaal. En waar haal je dat dan weer vandaan? Het zijn fascinerende vragen. Verbreed je horizon. Kom ook helpen bij de speelweek.

24 april 2005

Bloemenheuvelrug

Imago is emotie. Emotie is impuls. En impuls is kopen. In kleine, ogenschijnlijk onschuldige details ligt het geheim van succesvolle marketing besloten. Een beeld dat net verkeerd wordt neergezet of een letter die net niet op de juiste plaats staat; en het gevoel is opeens niet goed. Zo’n negatief gevoel bekruipt mij nu al bij de gemeente Heuvelrug in oprichting. Ik begrijp dat de concurrentie groot was. Maar het had zo voor de hand gelegen.

Wat was er nou mooier geweest, en wat ook logischer? De combinatie van de woorden Bloemen en Heuvelrug roept onmiddellijk een beeld op van glooiende weilanden vol tevreden koeien die omgeven door kleurrijke bloemenpracht rustig een hapje paardebloem herkauwen. En van een vredige open plek in een vriendelijk wuivend bos, waar opa en oma op een bankje uitrusten na een toch licht vermoeiende fietstocht, terwijl hun kleinkinderen dartelend door het gras op zoek zijn naar de ingrediënten voor het mooiste boeket waarmee moeder aan het eind van de logeerpartij verrast kan worden. Een groene gemeente in bloei, waar het heerlijk recreëren is, daar denk je aan bij Bloemen en Heuvelrug.

Daarom kwam het bericht ook zo als een schok. Immers: hij was de gedoodverfde kandidaat. Zelfs als je de marketingmogelijkheden van zijn naam buiten beschouwing laat. Doorn krijgt het gemeentehuis al, Leersum was tegen, in Amerongen zit een waarnemer, en Driebergen is het grootst bijdragende MALDD-deel. De benoeming van Bloemen tot Heuvelug-burgervader leek helemaal in kannen en kruiken toen hij en Maarn een waarnemersrelatie aangingen.

Maar de gemeente-in-oprichting wilde de zaak nog niet beklinken. Slagvaardigheid, dat was juist één van de redenen om de oude gemeentes op te heffen en de nieuwe te gaan vormen. Of dat nou een terecht verwijt was of niet: de eerste stappen die de gemeente Heuvelrug op het marketingpad zet, stemmen weinig hoopvol. Dat Bloemen eieren voor zijn geld koos en Berkelland verkoos boven Heuvelrug, geeft een signaal af waarmee, naar ik vrees, een negatieve spiraal in beweging komt. Bloemen in Berkelland. Het allitereert nog mooi ook. Als alle toeristen nu maar niet naar de Achterhoek trekken. Zelfs een nieuwe burgemeester met een naam als van den Heuvel zal het verlies van Bloemen niet kunnen verhullen.

12 juni 2005

Water Bergen

Ooit studeerde ik een half jaar in Bergen, aan de idyllische maar natte Noorse westkust. Er is een flauwe mop over het weer daar. Een toerist is al een week in Bergen en het is nog geen moment droog geweest. Wadend door de stromende regen komt hij een jongetje tegen. De toerist vraagt: ‘Regent het hier nou echt altijd?’ Antwoordt het jongetje: ‘Ik weet niet meneer, ik ben pas 13.’

Maar de dagelijkse zondvloed over Bergen maakte je niet treurig. Fietsen door straten die meer lijken op bergbeekjes, gewoon tóch gaan voetballen op een kletsnat modderveld, dagenlang verstoken zijn van uitzicht op de zeven bergen die de stad zijn naam bezorgden: het kweekt vooral een enorm saamhorigheidsgevoel. ‘We’re in it together’. Je bent toch al nat, dus nou èn. We gaan er het beste van maken.

Van Bergen naar Driebergen is in deze ‘zomer’ maar een kleine gedachtesprong. We zijn op dit moment met een select gezelschap over in ons natte dorp: Zij die niet weg wilden, Zij die niet weg konden, Zij die (te) vroeg terugkeerden en Zij die nog moeten gaan. Wij mogen deze zomer hier samen meemaken! Dat op zich moet al genoeg reden zijn voor een gezamenlijk gevoel van uitverkorenheid. Maar anders is er nog de gedachte aan die voor onze lokale economie zo belangrijke groep van Zij die ons dorp selecteerden als hun vakantiebestemming. Dat zijn pas echt doorzetters! Ongeacht het noodweer bezoeken zij in korte broeken en met zonnebrillen de lokale supermarkten om barbecuepakketten te kopen, klaar te maken onder een zeil naast de caravan in Het Grote Bos. Of als het echt niet anders gaat gewoon in de koekenpan op het gasbrandertje. Maar barbecuen zullen ze!

En dan zijn er nog kinderkampen die hun intrek hebben genomen in de bossen rondom Driebergen. Je ziet ze op een doordeweekse middag in groepjes het dorp aandoen: op zoek naar speelgoed of souvenirs, of bezig met een vossenjacht of ruilspel. Kampen vol natte slaapzakken, verregende kampvuren en weggewaaide speurtochten. Maar ondanks alle ontberingen houdt leiding met steeds kleinere oogjes de moed erin.

Dit soort bewonderenswaardig doorzettingsvermogen moeten we koesteren, aanmoedigen en belonen. Laten we ons samen goede gastheren- en vrouwen tonen. Glimlach eens vrolijk naar de kortebroekers met het barbecuepakket. En help de spelende en speurende kinderkampers verder op hun zoektocht naar een (in elk geval in gedachten) zonnige zomervakantie.

Maarten Hogenstijn, 31  juli 2005

Elvir

Acht jaar geleden werd Elvir geboren in Bosnië. Drie jaar later vluchtte hij met zijn ouders naar Duitsland. Vervolgens kwam hij in het asielzoekerscentrum in Assen terecht. Maar niet voor lang: hij moest al snel weer verhuizen naar het AZC in Zwolle. Na het snelle vertrek daar was het even tijd voor rust in het AZC in Groenekan. Totdat de opvang daar gesloten werd. Toen bracht het lot Elvir naar het AZC op de grens tussen Driebergen en Doorn.

Ongeveer een half jaar geleden sprak ik Elvir in het AZC in Utrecht. Hij was net verhuisd, omdat ook het AZC Doorn gesloten werd. Met zijn bestuurbare auto in zijn handen zat hij op de slaapbank in de kamer waarin hij met vader en moeder woonde. Hij vertelde graag en veel, over verhuizen, vrienden en over spelen. Groenekan vond hij het leukst. ‘Daar was het schoon. Het was een rustig plekje. We konden zingen, muziek maken en dansen. En op mijn school had ik een hele leuke leraar. Ik zat ook met Nederlandse kinderen in de klas. Dat was wel leuk.’ Zo merkte hij ook dat er nauwelijks verschillen zijn tussen hem en de Nederlandse kinderen. ‘Sommige Nederlanders zijn een beetje wit. Ik ben een beetje bruin. Sommigen zijn blond, ik heb zwart haar. Dat is alles.’

In Doorn kwam hij weer op een asielzoekerschool terecht. ‘Dat was ook een leuke school. En daar heb ik weer nieuwe vrienden leren kennen.’ Elvir speelt gemakkelijk met andere kinderen, maar toch vindt hij het vervelend dat hij steeds nieuwe vrienden moet maken. ‘Dat vind ik niet leuk’, geeft hij fluisterend toe, terwijl hij zachtjes streelt over zijn bestuurbare auto. En dan: ‘Dit is een echte Formula one. Dat is mijn favoriete speelgoed. Ik heb ook wel andere autootjes. Deze BMW, daar kunnen de twee deuren van open.. En hij ruikt heel lekker, want ik heb er een beetje parfum opgedaan.’

Elke keer als ik de treurige resten zie van waar nog niet zo lang geleden het AZC was, moet ik denken aan Elvir. Hij vertelde dat het hem niet zo veel uitmaakt waar hij woont. ‘Als er maar leuke andere kinderen zijn. En als mijn speelgoed mee mag.’ Toch vroeg ik hem: zou je geen eigen huis willen? Elvir: ‘Status noem je dat. Dat hebben we nog niet. Sommige kinderen gaan ook terug naar hun eigen land. Maar ik wil blijven hier.’

Maarten Hogenstijn, 18  september 2005

Zweven

Beste politieke partijen op de Heuvelrug,
Hier ben ik: jullie doelwit. Ik zweef. En niet zo’n beetje ook. Sterker nog: ik heb geen flauw idee wat ik moet gaan kiezen. Ik heb me slechts één ding voorgenomen: ik zal proberen me niet te laten leiden door mijn mening over jullie landelijke beleid. Mijn mening over de slappe knieën van D66, de huichelachtigheid van het CDA, het gebrek aan menselijk gevoel bij de VVD en het gezwabber van de PvdA: ik probeer het allemaal te vergeten. Ieder van jullie mag me opnieuw proberen te overtuigen dat je mijn stem verdient.

Er is één probleem: jullie pogingen daartoe vallen me tot nu toe een beetje tegen. Ik geef onmiddellijk toe: ik ben lui. Het liefst krijg ik de informatie op een presenteerblaadje aangeboden. Oh ja, en dan liefst niet op een manier dat ik er van schrik. Sorry mevrouw Foekens, maar was die poster nou écht nodig?

Door het gebrek aan pogingen van jullie kant heb ik me uiteindelijk zelf maar een klein beetje in jullie programma’s verdiept. Het CDA: ‘Ieder dorp behoudt zijn eigen specifieke karakter in structuur en voorzieningen.’ D66: ‘Zo heeft ieder dorp zijn eigen sfeer, eigen historie en eigen verenigingen, kortom zijn eigen karakter. En dat wil D66 graag zo houden.’ De ChristenUnie: ‘Het voorzieningenniveau (scholen, winkels, dorpshuizen, gezondheidszorg en andere maatschappelijke voorzieningen) moet op peil worden gehouden, het dorpseigen karakter en de eigen identiteit zoveel mogelijk gehandhaafd.’ De VVD: ‘We willen het groene karakter van de dorpen behouden en versterken.’ En één van de nieuwkomers, Burger Vertegenwoordiging Heuvelrug ‘wil dat in de nieuwe gemeente voor de inwoners belangrijke gemeentelijke, publieke diensten en voorzieningen in de dorpen blijven gehandhaafd.’

Tsja, dat biedt nog niet echt aanknopingspunten. Ik had ook niet verwacht dat jullie de voorzieningen in de dorpen graag willen afbreken. GroenLinks doet het nog een beetje anders, maar het blijft vaag: de partij ‘wil ervoor zorgen dat de voorzieningen aansluiten bij de behoefte. Daarom moet de nieuwe gemeente een visie op voorzieningen ontwikkelen in samenspraak met de inwoners en de betrokken organisaties, belangengroepen en verenigingen.’ Heuvelrug Content blinkt helemaal uit qua vaagheid: ‘uw betrokkenheid bepaalt ons programma.’ Maar waarom zou ik bij jullie betrokken willen zijn?

Als jullie mijn stem willen, moeten jullie er wel een beetje moeite voor doen. Gooi folders door mijn bus. Spreek me aan op straat. En zeg iets duidelijks, niet van die taal die evenals ikzelf (voorlopig) blijft zweven door de Heuvelrugse ruimte.

Maarten Hogenstijn, 6  november 2005



Reacties:

Anthon Keuchenius, 10 november 2005
Maarten! Je bent op je wenken bediend. Vanmiddag had ik kort inzage in een groene glossie vol heldere standpunten van alle Heuvelrugpartijen. Vooral het immer lachende aangezicht van de heer Zoet deed me verlangen naar de verkiezingen. Zoet, jawel de fractieleider van de grootste partij in Driebergen. Nimmer te betrappen op een standpunt whatsoever, zodat we na vijf jaar nog niet weten wie de man is en waar die voor staat. Wat zegt die nu weer over onderwijs? Uit mijn hoofd: in het onderwijs worden onze kinderen voorbereid op het echte leven en daarom moet het onderwijs in onze prachtige nieuwe gemeente Heuvelrug goed zijn! Dat is toch kraakhelder, dat moet zelfs jou overtuigen. Stem Zoet, dan kom alles goed!

E. van der Plas-Emondt – CDAgemeenteraadslid
10 november 2005
Dag Maarten,
Je blijkt een geïnteresseerd kiezer te zijn! Je vraagt ook : gooi folders in mijn bus – spreek me aan op straat enz. De juiste taal voor de zwevende kiezer!
De folderstroom in de brievenbus is inmiddels begonnen, van ons krijg je kort voor de verkiezingen ook nog een kaart! Je aanspreken op straat kan – daar vraag je om -, maar dan moet ik wel weten hoe je eruit ziet! Je kunt ons wel zien, niet overal tegelijk, dus of dat lukt is maar zo de vraag. Al sinds 24 september zijn de CDA-kandidaten iedere zaterdag in één van de Heuvelruggemeentes op bezoek, leren zo wat er leeft in elkaars dorp. We ontmoeten dan ook veel mensen (doorgaans besturen van organisaties en een enkele inwoner spreken we zo maar ergens waar we zijn of langskomen). Sinds deze week staan we in ieder geval iedere woensdag op de Traay)markt in ons dorp – onze plek : we staan tegenover de kaas-en-andere-lekkere-dingen-winkel! In de andere kernen gebeurt dat ook op de marktdagen daar (de zaterdagse kennismakingsbezoeken gaan ondertussen gewoon door!).

Kom je wel eens op de markt? Zoek me dan even op, (leeftijd : afhankelijk van de jouwe had ik jouw moeder kunnen zijn (je bent vast jong!), ik ben klein en donker van haar (al wel wat grijs ertussen). Maar misschien moet je overdag wel werken en kom je daar niet!  In dat het geval hoop ik je toch eens tegen te komen, zo maar, ergens in het dorp. Dan praten we eens een keertje van mens tot mens, er is veel om over te praten, zeker als je zo veel vragen hebt als jij.

In de loop van de bijna afgelopen raadsperiode heb ik als raadslid heel veel geleerd, over ons dorp, over de verenigingen, de jeugd, de scholen enz. Gespreksstof genoeg!  Het is lang niet altijd kommer en kwel hier, geloof me, er gebeuren ook veel goede dingen. We hebben een fijn dorp, er is van alles : sportverenigingen, sporthal, zwembad, een bieb enz. En er wonen hier veel fijne mensen. Daar wil je dan wel voor werken als raadslid, en soms lukt dat ook heel goed. Maar denk niet dat we alles kunnen – was dat maar waar! Er is niet één partij die dat kan! En er is niet één partij waar jij of ik ons helemaal voor 100% thuis voelen, waar alles gaat zoals wij dat willen. We zijn in onze gemeente nu met ruim 18.500 inwoners en straks in de nieuwe gemeente zijn het er bijna 50.000. Het zal heus een heel karwei zijn om dan raadslid te zijn, vooral als je ook regelmatig ergens je neus wilt laten zien.

Het blijft moeilijk om te kiezen vind je, dat is ook zo : al die partijen hebben het over groen, voorzieningen enz. Maar zeg eens eerlijk, we zouden toch wel gek zijn als we dat niet zo willen houden!  Allemaal zijn we aan bepaalde dingen of manieren gehecht of gewend. Laat al die dorpen hun eigen identiteit behouden. In het ene dorp is het dan dit en in het andere is het dan dat!

Verwijten we de gemeente nou wel of niet wat in Den Haag gebeurt? En waren die landelijke maatregelen dan niet nodig? Het lijkt me wel! Je kunt de werkenden – vooral de jonge mensen van nu – toch niet aandoen dat zij tot in lengte van dagen steeds meer moeten gaan betalen (belasting, premies) voor steeds meer mensen die niet werken? Gelukkig hebben tegenwoordig verreweg de meeste mensen een pensioen – jaren geleden was dat heel anders.
De maatschappij verandert, we worden ‘mondiger’, maar ook meer op zichzelf gericht. En hoe je het ook wendt of keert, bepaalde groepen die zich niet goed zelf kunnen redden blijven afhankelijk van wat de landelijke overheid dan doet. Die overheid moet er gewoon voor zorgen dat alles betaalbaar blijft. Dat wil niet zeggen dat bepaalde veranderingen niet ontzettend vervelend kunnen zijn. Eigenlijk willen velen het het liefst bij het oude laten, maar dat kan niet, want het geld moet ergens vandaan komen, dan maar liever van alles opnieuw bekijken en waarnodig zaken veranderen. En dat gebeurt vooral vanuit Den Haag.
Hier in de gemeente hebben we ons eigen potje geld! Alles wat we willen en willen houden moet gewoon betaald worden. Dat doen we dan vooral van het geld dat we van het Rijk ontvangen, dat wordt aangevuld met eigen inkomsten (OZB, leges e.d.) en daar moeten we dan zorgvuldig mee om gaan en dat doen we! Alles bij elkaar blijft het geld van ons allemaal – dat mogen we nooit vergeten!

Je wekt sterk de indruk Maarten, dat je het type mens bent dat zich politiek betrokken voelt!  Heb je al eens overwogen om politiek actief te worden?
Afhankelijk van je eigen instelling en opvattingen zou je een keuze kunnen maken uit de verschillende partijen, je kunt lid worden en zelf gaan meedenken en meedoen. Eerst je verdiepen, werk mee in een bestuur en dan het veld in! Echt boeiend, het fijn om iets voor anderen te kunnen betekenen of iets te kunnen doen. Ook al is het soms alleen maar uitleggen waarom iets niet kan of waarom het gaat zoals het gaat.

Nog één ding : niet blijven zweven Maarten in de door jou zo genoemde “Heuvelrugse ruimte”. Er is keus genoeg – kies! Doe mee! Het gaat ook over jou, over jouw dorp, over jouw familie, over jouw vriendenkring!

Ontmoeten we elkaar een keer, dan praten we verder!
Met vriendelijke groet,
E. van der Plas-Emondt

Afplakgemeente

Misschien ben ik niet de juiste persoon om de laatste column in het bestaan van Driebergen – Rijsenburg als zelfstandige gemeente te schrijven. Ik zag vrijdagmiddag vijf grote verhuiswagens staan voor het gemeentekantoor. Maar er kwam geen treurig of nostalgisch gevoel bij me boven. Ik zag de nieuwe toegangsborden aan de invalswegen, met de niet al te sterke afplaktape die hier en daar de toekomst al verraadde. Ergernis vanwege deze voorbarigheid? Niet bij mij. In een onbedrukte bubbeltjesenvelop (altijd handig) belandde een ‘Ode aan Driebergen – Rijsenburg’ in de brievenbus. Een afscheidsboek zoals afscheidsboeken horen te zijn: met gevoel in elkaar gezet en gevuld met bijdragen van mensen die een echte band hebben met het dorp. Toch: ik ben nog niet verder gekomen dan wat bladeren. Net als in de lokale krant. Er is wat heibel over partijen die wel of niet samen het college gaan vormen en wat gepraat over de regels van de nieuwe raad. Best belangrijk, ongetwijfeld. Maar echt raken deed het me niet.

Nee, mijn gedachten bleven maar afdwalen naar twee dingen. Ten eerste de bovenbuurvrouw. Een immer vriendelijke en vrolijke vrouw van 73, het geweten van ons portiek, omdat ze al zo’n 50 jaar in haar bovenwoning woonde en iedereen kende. Vorige week overleed ze plotseling. Het is stil boven, er is verdriet, en een onzekere toekomst.

Die onzekere toekomst is er ook voor Gazaleh, een meisje van 10 jaar uit Iran. Met haar broertje en ouders woont ze al ruim 6 jaar in verschillende asielzoekerscentra in Nederland. Twee weken geleden interviewde ik haar, en een week later kreeg ik een droevig bericht: de asielaanvraag was definitief afgewezen. Gazaleh hoorde het dinsdagmiddag van haar ouders, moest woensdag afscheid nemen van haar klas en werd donderdagochtend opgehaald door een busje wat het gezin naar het vertrekcentrum in Ter Apel bracht. Wat het vluchtverhaal van haar ouders precies is weet ik niet. Wat ik wel weet: Gazaleh belde vrijdag op vanuit het vertrekcentrum. Ze probeerde de moed er in te houden, maar had het duidelijk niet naar haar zin: de kamers waren vies, op school deden ze alleen maar spelletjes (terwijl ze zo graag wil leren!) en na school was er weinig te doen. ‘Gelukkig zijn er een paar andere kinderen die heel aardig zijn’, vertelde ze. Maar wat er nu met haar gaat gebeuren? ‘Ik weet helemaal niks’, zei ze, en we zwegen allebei een tijdje.
Maarten Hogenstijn, 25  december 2005

Zachte broodjes

Als ik HP / De Tijd moet geloven, is Driebergen een dorp vol softies. Verscholen in de bossen wordt gewerkt aan het oplossen van burn-outs, het bevorderen van spiritueel ondernemerschap en het verzachten van de wereld in het algemeen. Maar waarom Driebergen? Welke geheime kracht stelt deze makelaars in zachtigheid in staat om juist in dit dorp hun activiteiten te clusteren? Welk element in de omgeving voedt deze sector met de juiste zachte input?

Het antwoord moet volgens mij niet gezocht worden in spirituele verhandelingen over knooppunten van landschappen of verfrissende boslucht. De zachte input moet meer letterlijk worden genomen. Het zijn de bakkers van dit dorp. Al vanaf het eerste moment dat ik hier woonde, heb ik me verbaasd over de bakkerijen. Neem de Albert Heijn als middelpunt. Steek de Traaij over en je staat links bij een bakker. Sla rechtsaf en je staat 50 meter verder weer voor een bakker. Honderd meter verder aan de overkant is bakker nummer drie. Oh ja, en vlak naast de Albert Heijn, in de Dr. Hermanstraat, vind je bakker nummer vier. Bakker nummer vijf, in het pand waar nu een brasserie zit, heeft al wijselijk eieren voor z’n geld gekozen. En dan heb ik het nog niet over de bakkers in De Sluis of aan de noordkant van de Arnhemse Bovenweg én over de supermarkten die ook brood verkopen.

Ik heb me wel eens afgevraagd hoe al die bakkers kunnen overleven. Maar na het stuk over de zachte kant van Driebergen valt alles op z’n plek. De zachte sector voed je met zachte broodjes, in grote hoeveelheden. Tip voor de bakkers: zo af en toe een harde tussendoor mag, om de softies nog een beetje scherp te houden.
Maarten Hogenstijn, 12  februari 2006

Zo’n dorp

‘Waar woonde jij nou ook weer?’
‘Driebergen.’
‘Oh ja. Nog steeds?’
‘Nou, pas tweeënhalf jaar hoor.’
‘Dat vind ik toch best lang voor zo’n dorp hoor.’
‘Oh.’
‘Ja, want ik bedoel: is dat nou nog een beetje leuk in zo’n dorp?’
‘Nou, eigenlijk best wel ja. Ik bedoel: als we de deur uit gaan staan we aan de ene kant binnen een minuut in het bos, en aan de andere kant binnen een minuut in een winkelstraat.’
‘Ja, dat zal best, maar ik bedoel: is er nog wat te doen in zo’n dorp?’
‘Als je bedoelt uitgaan, dan niet echt nee. Er is een café waar voornamelijk veertigplussers komen, en er was een pubercafé maar dat is weg. Ja, en je hebt een supersjiek restaurant aan de Hoofdstraat waar dure mensen graag dineren. En verder… ’
‘Ja precies, zo’n dorp dus. Zeker vol van die rijke mensen die de hele tijd over van alles en nog wat klagen.’
‘Nou, …’
‘… en zo’n dorp waar oude mensen van achter de geraniums alles in de gaten houden. En dat ze dan niks tegen je zeggen als je ze tegenkomt. Maar dat ze je wel met zo’n blik bekijken van: hmmm. Of dat ze juist wel poeslief tegen je doen, maar achter je rug om roddelen met de buren over hoe laat je nu weer thuis bent gekomen…’
‘Nou, ehm…’
‘…en zo’n dorp waar al je buren weten wie er allemaal op bezoek is geweest. En hoe laat ze aankwamen en weer weggingen, en in wat voor auto ze rijden. En dat ze precies weten waar je je boodschappen doet. En zo’n dorp waar ze kijken hoe vaak je een kratje bier haalt bij de slijter. En hoeveel lege wijflessen je bij de straat zet. En of je wel of niet naar de kerk gaat. En of je op zondag in je tuin werkt. Of de auto durft te wassen. Zo’n dorp.’
‘Ehm, nee, zo’n dorp is het dus niet. Waar woonde jij ook weer?’
Maarten Hogenstijn, 9  april 2006

Bestuurskracht

Gebrek aan bestuurskracht. Dat was één van de redenen dat gemeentelijke herindeling op de Heuvelrug zo hard nodig was, kan ik me nog herinneren. Efficiënt en effectief bestuur ontbrak in de te kleine gemeentes. Dat kon alleen maar opgelost worden door samen verder te gaan.

Nu zijn we ruim vijf maanden met z’n vijven bij elkaar. We hebben met onze kleine 50.000 inwoners zes wethouders, evenveel als Amsterdam (743.000 inwoners). Toegegeven, zij hebben deelgemeenten, maar toch: Eindhoven (208.000 inwoners) kan het met vier wethouders af. Mijn oprechte vraag is dan ook: wat doen de wethouders de hele dag?

Misschien is het wel goed om in een net nieuwe gemeente veel wethouders te hebben, zodat het bestuur dicht bij de burger staat. Elke kern z’n eigen wethouder, lekker aanspreekbaar. Toen kwam het bericht over de kernbezoeken van het nieuwe college van B &W. Je zou denken: een groene gemeente met een prachtig nationaal park; het college trekt een warme trui aan en stapt op 2 januari op de fiets voor een mooie tocht langs de diverse dorpen van de nieuwe gemeente. Niets bleek minder waar. Het duurde tot 4 april voordat het college een gaatje in de agenda kon vinden voor het eerste kernbezoek. Op 9 mei was Doorn als laatste aan de beurt.

Nog even kort samengevat: we hebben dus zes wethouders die er bijna vijf maanden over gedaan hebben om de zeven dorpen van hun nieuw ontstane gemeente te bezoeken. Ik heb begrepen dat niet alle wethouders voltijds werken. Maar dan nog blijft mijn vraag: wat doen de wethouders de hele dag? Ik ben gewoon benieuwd. Heeft één van de zes misschien zin en tijd voor een ‘weblog van de wethouder’?
Maarten Hogenstijn, 4  juni 2006




Reacties:

Beste Maarten,
Wat de zes wethouders allemaal doen, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat ze heel druk zijn. Ze werken zelfs op feestdagen. Op koninginnedag, toen wij allemaal vrij waren en feestvierden, zag ik de complete club wethouders, de burgemeester incluis, in vol ornaat mét oranje slingers behangen, met serieuze blik over de Driebergse vrijmarkt paraderen. Zouden ze dergelijke overuren mogen declareren?
Hans Hermans, 5-6-2006

Smachten

Als iets te lang duurt, gaat wachten over in smachten. Na zonneschijn kwam regen, maar wat heeft dat lang geduurd. Huisdieren, tuinen en Driebergenaren op apegapen. En dat terwijl we ook nog tot na het zomerreces moeten wachten tot we eindelijk onze eigen burgemeester krijgen. Het is de zomer van het smachten.

Behalve voor de directie van Lidl. Zij hebben gekregen waar ze een tijd op hebben moeten wachten, maar wat ze al wel wisten dat ze zouden krijgen. Het ‘dode’ plekje op de Traaij wordt eindelijk ingevuld, Lidl heeft de vergunning om te gaan bouwen op het Premis-terrein.

Niet dat de nieuwe gemeente tot nu toe nou zo ’n succes is, maar het verloop van deze affaire was toch wel het bewijs dat de opheffing van de oude gemeente een goed idee was. Gebrek aan bestuurskracht is duidelijk in deze zaak, waarin de raad door gedoe van het college hun plannen niet gerealiseerd kreeg en vervolgens het college wel een besluit dacht te nemen, maar dat vergat op tijd door te sluizen naar de raad. Lidl was er als de kippen bij met de aanvraag van een bouwvergunning, en die kon uiteindelijk niet meer geweigerd worden.

Nu is de vraag met we moeten met een vierde supermarkt binnen een straal van nog geen 500 meter. Niet iets waar Driebergen naar smacht, volgens mij. Natuurlijk is hij er voorlopig nog niet, want in een gemeente met een duidelijke oververtegenwoordiging met in het openbaar bestuur gelouterde vutters of gepensioneerden met weinig omhanden, zullen de bezwaarprocedures ongetwijfeld tot op de bodem worden uitgevochten. Albert Heijn, Aldi en C1000 krijgen dus nog volop gelegenheid om hun aanstaande concurrent al bij voorbaat te bevechten.
Maarten Hogenstijn, 31  juli 2006




Reacties:

Beste Maarten,
Burgemeesters zijn burgemeesters, wethouders zijn wethouders en ambtenaren zijn ambtenaren; dacht je werkelijk dat de (nieuwe) gemeente Utrechtse Heuvelrug minder gebrek aan bestuurskracht zou hebben dan de voormalige gemeente Driebergen? Vooral voor burgemeester en wethouder kun je niet doorleren, het zijn puur politieke functies, bijna altijd bekleed door amateurs (als je hun oude functies afzet tegen hun portefeuilles). Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid durf ik te stellen dat de bestuurlijke blunders niet zullen afnemen.
Voor wat betreft de komst van Lidl, zal dit filiaalbedrijf echt niet over één nacht ijs zijn gegaan. Lidl beweegt zich op hetzelfde niveau als Aldi en vormt voor de Driebergse supermarkten AH, C1000 en niet te vergeten Super de Boer geen serieuze bedreiging. Blijft over Aldi; bezoek deze te krappe winkel eens en verbaas je over de rommel en de lange rijen bij de kassa, probeer je vervolgens voor te stellen hoe de winkel van Lidl er zal gaan uitzien en concludeer op voorhand dat Lidl haar enige échte concurrent met gemak zal verslaan.
Hans Hermans, 1-8-2006

Zwartboek

De omgeving is bedrieglijk lieflijk, maar de hekken zijn hoog en het prikkeldraad puntig. Net buiten onze gemeente, maar nog wel in de lieflijke bossen van de Heuvelrug, kom je het plotseling tegen. Detentiecentrum Zeist: een plek waarvoor iedereen die iets met de totstandkoming te maken heeft zich diep zou moeten schamen.

Natuurlijk zijn er plekken nodig waar je mensen opsluit. En natuurlijk zijn er ook mensen die het verdienen om opgesloten te worden. Maar in het detentiecentrum Zeist, één van de ‘tijdelijke voorzieningen’ van de Dienst Justitiële Inrichtingen, worden onschuldige kinderen opgesloten in een gebouw dat tot stand gekomen is onder omstandigheden waarbij de veiligheid niet op de eerste plaats stond. Dat zegt niet zomaar iemand, dat zegt de burgemeester van Zeist.

In Zeist zaten afgelopen zaterdag acht kinderen vast, waaronder Hui (8 jaar), een jongen die in Nederland geboren is maar nu toch ‘terug’ moet naar China, waar hij dus nooit geweest is. Hui zit met zijn moeder in een kamertje waarvan op gezette tijden de deur op slot gaat, hij heeft geen school, bijna geen speelgoed en hij voelt zich verdrietig. TV-presentator Sipke Jan Bousema heeft zich Hui’s lot aangetrokken en telefoneerde met hem. Hui vertelt over de deur die op slot gaat: ‘Uhm dan denk ik dat ik zit opgesloten, ik voel me dan een beetje alleen ook al is mijn moeder er en zo, dat voel ik dan ongeveer… en verdrietig.’

Behalve in Zeist zitten er ook kinderen vast op andere plekken, het uitzetcentrum op vliegveld Zestienhoven bijvoorbeeld. En er zijn plekken die misschien geen gevangenis zijn, maar voor kinderen wel zo aanvoelen. Het vertrekcentrum in Ter Apel bijvoorbeeld. Daar zit Gazaleh, een meisje van 11, nu al bijna tien maanden in voortdurende onzekerheid over haar lot. Terwijl je, volgens de eigen regels van minister Verdonk, daar maar twee, maximaal drie maanden mag blijven. Afgelopen donderdag vloog een aantal woningen in het vertrekcentrum bovendien in brand. Grote paniek bij Gazaleh en haar ouders. Behalve onzeker blijkt het bestaan in het vertrekcentrum nu ook nog onveilig.

De burgemeester van Zeist tekende al voor actie ‘geen kind in de cel’ (zie www.geenkindindecel.nl , en lees daar ook het verhaal van Hui). Bovendien sprak hij zich openlijk uit over de grote druk die op hem was uitgeoefend om maar cellen bij te bouwen bij het detentiecentrum in zijn gemeente. Een goed voorbeeld. Op de Heuvelrug kunnen we niet achterblijven: vraag nu aan politieke partijen of ze eindelijk iets gaan doen aan het opsluiten van onschuldige kinderen in voortdurende onzekerheid en onveilige omstandigheden. En laten we Paul Verhoeven vragen om een nieuw Zwartboek te filmen, maar dan over een schandvlek in het heden.
Maarten Hogenstijn, 24 september 2006




Reacties:

Hallo Maarten,
Los van al die akelige juridisch aandoende motiveringen voor dit beleid, krijg ik inderdaad steeds een verdrietiger gevoel, dat wij als Nederlanders allemaal (ik ook) daaraan mee doen, omdat er nu eenmaal een “democratisch” (?) besluit over is genomen. Democratisch? Door een minister die niet terug gefloten wordt door de meerderheid van de Kamer en dus haar gang kan gaan. Een minister die het terugfluiten ook niet wil en kan horen kennelijk. Ook niet hoort of wil horen van burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden, zelfs niet van eigen partij.
Ik schaam me in dit geval echt heel diep om Nerderlander te zijn.
John van Leeuwen, 24-9-2006

Hoewel ik het “zeggen wat je denkt” als toppunt van onbeschaafdheid en domheid zie, ga ik dat ook maar eens een keer doen.
Op het moment dat Pim F. deze kreet bezigde, groeide bij mij de weerzin tegen deze man. Toen hij vermoord werd, heb ik dan ook geen traan gelaten. Eerder het tegendeel. Daarmee praat ik deze onzinnige moord niet goed. Ook bij de moord op de filmer Van G. heb ik geen traan gelaten. En ook deze onzinnige moord praat ik niet goed.
Beide gebeurtenissen en nog wat gebeurtenissen in het buitenland, hebben in Nederland draagvlak gegeven aan een volstrekte niet-menselijk behandeling van vluchtelingen.
Nog steeds in de zin van “zeggen wat je denkt” zal ik dan ook geen traan laten om minister V., de rest van het kabinet, de Tweede Kamer en al het volk dat minister V. op handen draagt.

Tot zover het “zeggen wat je denkt”. Nu wil ik het hebben over “Zeggen waarover je hebt nagedacht”. En dat is de kern van de vrijheid van meningsuiting, desnoods de kern van de democratie.

De column van Maarten geeft klip en klaar weer waartoe onze “zeggen wat je denkt-cultuur” heeft geleid: een onmenselijke behandeling van vluchtelingen en/of asielzoekers en een schending van allerlei door Nederland geratificeerde internationale verdragen.

Gezien de (internationale) economische ontwikkelingen is de Nederlandse politiek jegens vluchtelingen, asielzoekers en geluksjagers absurd. Nederland dankt zijn Gouden Eeuw aan migranten en asielzoekers. De Verenigde Staten zijn groot geworden dankzij migranten (en zijn nog steeds groot dankzij de illegale migranten). Migranten zijn meestal de mensen met de meeste “guts”, of het nu vluchtelingen of gelukszoekers zijn. Aan dat type mensen heeft Nederland behoefte.

Dus alle mensen in asielzoekersopvang maar in één keer legaliseren. Universiteiten kunnen onbeperkt buitenlandse studenten toelaten. Werkers uit de “nieuwe” landen van de Europese Gemeenschap kunnen hier zonder meer aan het werk zonder bijzondere vergunningen.

Alleen een “Open Nederland” heeft nog enige kans op overleven in een geglobaliseerde wereld. De achtjarige Hui blijft dan ook hier samen met zijn moeder. En zij die dat willen tegengaan ( even weer: “Ik zeg wat ik denk”) kunnen wat mij betreft de tyfus krijgen ( met een verwijzing naar de berichten over de dood van Bin Laden).
Renk Knol, 25-9-2006

Beste Renk,
Enkele ‘kleine’ correcties, Nederland dankt zijn “Gouden Eeuw” niet aan migranten en asielzoekers, maar aan slavenhandel en uitbuiting. Het waren de Nederlanders die zijn begonnen met slavenhandel en het verspreiden van vooral Afrikanen over de gehele wereld. De Verenigde Staten van Amerika zijn niet groot geworden door de vele migranten, maar door het afslachten van de oorspronkelijke bewoners, de indianen, en door de slavernij. Het ergste is nog wel dat in de USA tot op de dag van vandaag vele blanken zich superieur voelen aan de niet-blanken. Wij westerlingen hebben vele landen geannexeerd en tot op het bot uitgebuit, we moeten dus niet raar opkijken dat vele inwoners van die landen nu op ‘onze’ rijkdommen afkomen. Daarnaast vraag ik mij af waarom de mening van de ‘politiek correctelingen’ in ons calvinistische landje de enige juiste zou moeten zijn en andersdenkenden, hoe genuanceerd en medemenselijk dan ook, kennelijk de ‘tyfus’ kunnen krijgen. Want versta mij goed, ik heb zeer veel begrip voor een ieder die op onze vrijheden en rijkdommen afkomt, maar er zal ook begrip moeten zijn voor degenen die vinden dat Nederland te klein wordt. Iedereen heeft recht op een eigen mening en voor die mening hoeft niemand de tyfus te krijgen. Het toewensen van enge ziektes staat voor mij op hetzelfde plan als vreemdelingenhaat.
Hans Hermans, 25-9-2006

Dwangsomverordening

Het spijt me, beste lezer. U kunt de gezichten van Wouter Bos en Jan Peter Balkenende waarschijnlijk niet meer zien. Ook de hoofden van andere landelijke politici zijn alleen te vermijden voor wie niet buiten komt en zich systematisch afsluit van alle media. Tot meer dan vervelens toe zijn de hobby’s van de lijsttrekkers en alle vaste campagne-clichés over de gillend gek wordende kiezer uitgestort. En toch wil ik het hebben over politiek, en wel lokale politiek.

In deze tijden vol landelijk politiek geweld raakt de lokale politiek al snel ondergesneeuwd. Maar wat mij betreft is eerder deze maand het ultieme bewijs geleverd voor het feit dat het college en/of de ambtenaren van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bestaan uit een stel volkomen doorgeslagen bureaucraten. Dat bewijs laat zichzelf samenvatten onder het kopje ‘dwangsomverordening’.

Bij het ontstaan van de nieuwe gemeente was ons beloofd dat de schaalvergroting zou leiden tot meer competente en efficiënter werkende ambtenaren. Er waren problemen: met name bij het beoordelen van aanvragen van burgers. De gemeente slaagt er veel te vaak niet in om die binnen de termijnen die er voor staan af te handelen. Terwijl een overheid die betrouwbaar gevonden wil worden, toch zelf het goede voorbeeld zal moeten geven. De SP in de gemeenteraad verzon daar iets op. Voor elke dag dat de gemeente de termijn overschrijdt, moet ze een dwangsom van 20 euro betalen aan de betrokken burger. Deze dwangsomverordening werd in mei met grote meerderheid aangenomen in de gemeenteraad. Een mooie financiële prikkel voor de gemeente om haar zaken snel op orde te brengen, zou je zeggen.

Niet voor dit college. Zij zien een heel andere oplossing voor dit probleem. Ze begroten gewoon een ton voor de betaling van dwangsommen! Op zo’n oplossing kun je alleen komen als je een fundamenteel fout idee hebt over wat belangrijk is in een gemeente. Wat staat voorop: een prachtig financieel plaatje of het belang van de burger en de betrouwbaarheid van de overheid? Snel uitgerekend betekent de ton dat de gemeente een overschrijding van in totaal 5000 dagen verwacht. Niet bepaald wat je noemt een ambitieuze doelstelling. Gelukkig heeft de gemeenteraad de ingeplande ton snel van de begroting geschrapt.

Maar wat mij betreft is dat niet genoeg. Bij deze een gratis ideetje voor een nieuwe dwangsomverordening. Eentje die niet uit de zak van de belasting betalende burger betaald wordt, maar uit die van de falende personen. Voor elke dag dat de gemeente een aanvraagtermijn overschrijdt, betaalt ze de burger 100 euro. Deze 100 euro worden naar rato van het inkomen samen betaald door de verantwoordelijke wethouder en de betrokken falende ambtenaar.

P.S. Dit was mijn laatste column voor driebergen.net / heuvelrugnieuws.nl. Dank voor het lezen en het schrijven van reacties.

Maarten Hogenstijn, 19 november 2006




Reacties:

Beste Maarten,
In de eerste plaats bedankt voor jouw bijdrage in de vorm van columns aan Heuvelrugnieuws.nl. Ik hoop dat je promotie nu snel afgerond kan worden.

Wat betreft je oplossing voor de dwangsomverordening, ben ik het niet met je eens omdat jij de verantwoordelijkheid legt bij het college en de ambtenaren. De verantwoordelijkheid ligt echter bij de gemeenteraad. Als de gemeenteraad te weinig middelen beschikbaar stelt om haar beleid tot uitvoering te brengen is het absurd om daarvoor het college en de ambtenaren te straffen.

Voor de staatsrechtelijke zuiverheid: gemeenteambtenaren voeren het beleid uit van hun opdrachtgever, en dat is het college van b&w. En het college van b&w is niets anders dan het dagelijks bestuur van de gemeente. En dat dagelijks bestuur wordt gecontroleerd door de gemeenteraad.

Ergo: de dwangsomverordening moet betaald worden door de leden van de gemeenteraad. Of door Provinciale Staten of door de Tweede Kamer.
De dwangsomverordening is dan ook weer typisch iets van populistische politieke groeperingen, zowel op locaal, provinciaal als nationaal niveau. Hoe het ook draait of keert het is steeds de individuele burger die dit soort fratsen betaalt.
Renk Knol, 20-11-2006