Blauwvoet

Bij de Blauwvoet vertel je de geschiedenis van het Vlaamse lied de Blauwvoet, dat de naamgever was voor het pand Hoofdstraat 194-198: het rusthuis de Blauwvoet, dat later verhuisde. De naam van het bedrijfje van mijn vrouw verwijst naar deze geschiedenis.

Het lied is gecomponeerd door Albrecht Rodenbach in 1875, de zoon van de brouwer Rodenbach, uit Roeselaere. De brouwerij bestaat nog steeds. Hij was de voorvechter van de Vlaamse studentenbeweging, en voerde actie voor instructie in het Nederlands, op het seminarie waar hij studeerde. Dat was het startsein voor de ‘’Blauwvoeterij’’, een Vlaamse studentenbeweging, op het eind van de 19e eeuw. Ik vermoed dat degene die het pand Hoofdstraat 194-198 kocht of huurde (waarschijnlijk in 1914, als vluchteling) een lid van deze beweging was.

Het lied/gedicht verwijst weer naar de roman van Hendrik Conscience, Kerels van Vlaanderen (1871), waarin de Blauwvoet een symbool is voor de Vlaamse vissers, die op de Atlantische oceaan vissen en naar huis verlangen. De Blauwvoet is een fantasienaam, en verwijst waarschijnlijk naar de Noordse Stormvogel.

Als bijlage heb ik de tekst van het lied de Blauwvoet bijgevoegd.

Mvg Fons van den Broek

 

Bijlage

Nu het lied der Vlaamse zonen,
nu een dreunend kerelslied,
dat in wilde noordertonen
uit het diepste ons herten schiet.

Keerzang:
Ei! het lied der Vlaamse zonen,
met zijn wilde noordertonen,
met het oude Vlaams Hoezee.
Vliegt de blauwvoet? Storm op zee!

’t Wierd gezeid dat Vlaanderen groot was,
groot scheen in der tijden wolk,
maar dat Vlaanderland nu dood was,
en het vrije kerelsvolk.

Maar dan klonk een stemme krachtig
over ’t oude noordzeestrand
en het stormde groots en machtig,
in dat dode Vlaanderland.

En hier staan wij, ’t hoofd omhoge,
vuisten siddrend, kokend bloed;
vlam in ’t herte, vlam in de oge,
en ons naam ons trillen doet!

Van de blonde noordse stranden,
dwang en buigen ongewend,
onze vaders herwaarts landden,
leden, streden, ongetemd.

Ja wij zijn der Vlamen zonen,
sterk van lijve, sterk van ziel,
en wij zou’n nog kunnen tonen,
hoe de klauw der Klauwaerts viel.

Op ons vane vliegt de Blauwvoet,
die voorspelt het zeegedruis,
en de Leeuw er met zijn klauw hoedt
’t lieve dierbaar Christi kruis.

Weg de bastaards, weg de lauwaards.
ons behoort het noordzeestrand,
ons de kerels, ons de Klauwaards,
leve God en Vlaanderland!