Rijsenburgselaan 11




Foto: Renk Knol 2000
Het op de hoek van de Rijsenburgselaan en de Drieklinken gesitueerde kloostercomplex omvat een witgepleisterd pand uit 1855/1856 en een bakstenen neogotisch klooster annex missiehuis uit 1898. Het witte huis werd geschonken aan de Zusters van Liefde van Tilburg door Thomas van Rijckevorsel uit dankbaarheid voor het verzorgen van zijn zieke vrouw in haar laatste levensdagen door één van de zusters van deze orde. De zusters hebben het huis voor diverse doeleinden gebruikt. In het pand is een bewaarschool voor kleuters gevestigd geweest en men kon er ook lessen krijgen in naaien en breien. Een gedeelte van het pand was permanent ingericht als een verzorgingstehuis voor bejaarden, hoofdzakelijk geestelijken in ruste. De Zusters van Liefde breidden in 1898 het klooster uit met een extra vleugel naar een ontwerp van architect Wilhelm Victor Alfred Tepe (1840-1920). Binnen het aartsbisdom Utrecht ging vrijwel elke grote opdracht van het bisdom naar Alfred Tepe. Deze riante positie dankte de architect aan de geestelijke Van Heukelum die als kerkenbouwadviseur een belangrijke stem had in de besluitvorming omtrent bouwzaken. Van Heukelum had een voorliefde voor neogotische baksteenarchitectuur en was bepaald niet gecharmeerd van de ‘pleisteraar’ H.J. van den Brink, de architect van het seminarie. Toen Schaepman, een persoonlijke vriend van Van Heukelum, aartsbisschop van Utrecht werd, bewerkstelligde Van Heukelum dan ook dat Tepe voortaan de grote opdrachten kreeg. Na de dood van Schaepman in 1882 verloor Tepe enigszins terrein, maar hij bleef de belangrijkste architect van het bisdom. Alfred Tepe heeft een tijdlang in Rijsenburg gewoond; zijn vader, de textielkoopman F.A. Tepe, bezat een buitenhuis in Rijsenburg. Alfred Tepe zelf heeft van 1891 tot 1905 in Rijsenburg aan het Kerkplein gewoond (op nummer 8 volgens de huidige nummering). In 1950 werd het gesticht overgenomen door de Zusters Ursulinen, die de nieuwe vleugel van Tepe in gebruik namen als missiehuis en school. Deze zustercongregatie legde zich toe op het onderwijs aan meisjes en is over de hele wereld verbreid. In Rijsenburg werd door de zusters in villa Valentijn (Valentijn 40) een meisjeskostschool ondergebracht en verder werd in de gemeente nog een lagere school voor meisjes opgericht, de Xaveriusschool.



 foto: Renk Knol zomer 2000

Het witgepleisterde herenhuis bestaat uit twee bouwlagen onder een afgeplat schilddak. Banden en cordonlijst zorgen voor een horizontale geleding. Rondom zijn T-vensters geplaatst. Op de begane grond zien we een toegangsdeur voorzien van panelen en smeedijzeren siertralies. Links daarvan bevindt zich een dubbele tuindeur met afgeronde hoeken in het bovenlicht. Via een bakstenen tussenbouw van twee bouwlagen onder een zadeldak en twee inpandige balkons is het herenhuis verbonden met het neogotische kloostergebouw.

Het kloostergebouw op rechthoekige grondslag bestaat uit twee bouwlagen onder een evenwijdig lopend schilddak met aan weerszijden een hoekrisaliet onder een zadeldak haaks op de hoofdkap. Op de nok is overhoeks een vierkante klokkenstoel geplaatst. De voorgevel is symmetrisch ingedeeld. De ingang in het midden is voorzien van spitsboogvormige zij- en bovenlichten met glas-in-lood en wordt geflankeerd door uitgemetselde pijlers. De pijlers eindigen ter hoogte van de verdieping. Tussen de hoekrisalieten zijn op de begane grond en verdieping kruiskozijnen aangebracht, waarvan de onderste draairamen met een roede in tweeën zijn gedeeld. Op de verdieping zijn boven de kozijnen dubbele spitsbogen in het metselwerk uitgespaard. In beide hoekrisalieten zijn de kruiskozijnen met één strook verbreed en wordt de hoogte van het venster per etage kleiner. Tussen de vensters op de begane grond en de verdieping is siermetselwerk toegepast. Boven de vensters van de verdieping en zolderetage zijn spitsboogversieringen aangebracht. Sierankers en siermetselwerk in de vorm van horizontale banden en muizentandlijst vormen de overige decoratie van het overigens sober uitgevoerde pand. Een decoratief smeedijzeren hekwerk met aansluitend een tuinmuur vormt de begrenzing van het kloosterterrein langs de Rijsenburgselaan.
Lit: Rosenberg, 1972, p. 109; Steenwijk, 1992, p. 108-109.
besluit: 08031994  categorie 1 2  DBR 265A 265B

bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur